Ambtelijk masochisme

Lijden ambtenaren aan masochisme? Die van de Centrale voor Middelbare en Hogere Ambtenaren wel, want zij nodigden Kamervoorzitter Dolman en Secretaris-Generaal Van Aartsen van Binnenlandse Zaken uit voor hun symposium van 7 december 1987 ‘Hebben ambtenaren het voor het zeggen?’ Dolman en Van Aartsen namen de gelegenheid te baat om de dames en heren ambtenaren eens goed de oren te wassen. Wat, macht bij ambtenaren? Hoe bedenken zij het? En zij tracteerden de vergadering op enkele fijne normatieve verhalen.

Dolman staaft zijn reprimande met een voorbeeld. Hij neemt het centrale politieke onderwerp van deze jaren bij de kop: de omvang van de collectieve sector. Het roer moet om, was volgens hem de boodschap van de winnende politici in 1982. En in 1986 wonnen zij nogmaals, met de leuze dat het karwei af moest. En zo gebeurde het. Het roer ging om, het karwei wordt afgemaakt, met alle voor- en nadelen van dien. Waar waren de ambtenaren? zo vraagt Dolman retorisch. Hebben zij de omslag bewerkstelligd? Dan moeten ze voorheen diep hebben geslapen, of in 1982 uit hun dwalingen zijn wakker geworden ‘als Saul op de weg naar Damascus’. Maar zo is het natuurlijk niet gebeurd, vervolgt hij. De politici wezen de marsroute aan, de ambtenaren volgden.

Mooi gesproken! Maar wat deden de politici vóór 1982? Van 1977 tot 1981 was dezelfde coalitie aan de macht als vanaf 1982. Dat kabinet heeft, zoals bekend, keurig op de winkel gepast maar verder niets uitgevoerd (met uitzondering van de heren Van A. en W. die kort voor het scheiden van de markt een half miljard aan het bedrijfsleven uitdeelden en daarmee altijd politiek gesproken vrijuit zijn gegaan). Als de politici het voor het zeggen hebben, waarom grepen zij dan niet in deze periode hun kans om het roer om te gooien? Misschien omdat de CEC nog geen daartoe strekkende adviezen gaf?

Een spitsvondige redenering als die van Dolman hoeft nog niet waar te zijn. Zij kan ook ad absurdum zijn. Deze loopt als volgt. A en P gaan samen op weg. Bij de hoek van de straat slaan zij rechtsaf. Was dat A’s voorstel? Neen? Dan is het de verdienste van P.

Gelukkig, aldus Dolman, bestaat er onderscheid tussen de A’s en de P’s. Zij verschillen in temperament. Goede ambtenaren kruipen in de huid van de minister. Zij staan klaar om de minister tot besluiten te inspireren en vervolgens die besluiten te verdedigen. Zij denken veel en vinden daarin voldoening. Gelukkig voor hen. Want, zo besluit Dolman, het menselijk geluk ligt niet in de macht maar in de gedachte. Daarmee liggen alweer twee nieuwe conferentiethema’s voor de CMHA op tafel. Eerst: hoeveel goede ambtenaren zijn er? En dan: hoe gelukkig zijn politici?

Het ambtelijk masochisme werd nog vervolmaakt in het aanhoren van de lezing van Van Aartsen: vooral omdat hier nu echt een ambtenaar het even voor het zeggen had, en een goede: hij schrok daar onmiddellijk voor terug. Weliswaar erkende hij dat temidden van een wirwar van formele en informele circuits ongetwijfeld door sommige ambtenaren bij sommige gelegenheden zelfstandig beleid wordt gemaakt zonder dat de betrokken minister dat weet: maar op de vraag of dat mag antwoordde hij met een hartgrondig ‘neen’.

Om in te zien waarom dat niet mag hoeft men slechts enkele eenvoudige vragen te stellen zoals: wie is er de baas op het ministerie? Men ziet dan onmiddellijk in dat wij zouden spreken over een heel ander staatsrechtelijk bestel, zonder ministeriële verantwoordelijkheid, als wij eigen verantwoordelijkheid voor ambtenaren zouden toestaan.

Van Aartsen schroomde zelfs niet, enkele malen hartgrondig foei te zeggen (alles in het nette natuurlijk), waar hij bepaalde praktijken van hogere ambtenaren aan de kaak stelde. Wanneer zij zich ‘eigenmachtig’ met kabinetsformaties inlaten, leidt dit tot een ‘ongehoorde verstrengeling van ambtelijke adviseurs, demissionaire ministers en kamerleden’. Bij kabinetsformaties ‘behoort de politiek de kop te nemen’. Er zal wel een reden zijn waarom die norm zo nadrukkelijk wordt geformuleerd.

Ook over politieke benoemingen breekt Van Aartsen de staf. De minister behoort te bevorderen dat in het ambtenarenapparaat, ook in de top van het departement, een schakering van politieke kleuren aanwezig is, zodat hij niet uitsluitend het standpunt van zijn eigen partij te horen krijgt. Ferme taal van de man die werd benoemd door zijn partijgenoot Wiegel. Dolman signaleerde tenminste nog dat er momenteel, na tien jaar vrijwel onafgebroken CDA/VVD-coalities, nog maar één secretaris-generaal uit de kring van de PvdA is. Hoe staat dat eigenlijk met de macht van de SG’s?

Misschien hebben de ambtenaren na de normbevestigende verhalen van Dolman en Van Aartsen een rustig oogje dicht gedaan voor de realiteit, maar dan ongetwijfeld niet voor lang. Binnen een maand na dato verdween topambtenaar Scholten voor fouten die zijn minister Deetman had begaan. De minister is onschendbaar, de ambtenaren zijn verantwoordelijk. Het andere staatsrechtelijk bestel is onder ons. Misschien is die Scholten iemand om de volgende keer uit te nodigen?

Uit: Idee66, februari 1988