De auto op de gracht

Ik heb eindelijk het felbegeerde papiertje: de vergunning om mijn auto te mogen parkeren op de gracht. Ik heb er vier jaar op moeten wachten, want volgens de aloude wetten van de economie: wanneer de markt niet mag worden gereguleerd door prijzen (en deze kunstmatig laag worden gehouden), ontstaan er wachtrijen voor de meest begeerde artikelen. Zoals een vergunning om de auto te mogen parkeren op de gracht.

Ik heb er lang op gewacht en men heeft mij veel beklaagd. Och, och die wachttijden toch. Ik was dan ook in de wolken toen, toch nog onverwacht, de alles bepalende brief in de bus viel. Diezelfde middag nog heb ik de auto opgehaald en hem met gepaste trots (en na lang zoeken, dat wel) op zijn eerste parkeerplaats gezet. Dat is nu een half jaar geleden. Maar sinds die tijd hebben mijn emoties geknaagd aan die ‘gepaste trots’. Hij is afgekalfd, eerst tot ‘gewoon’ en nu tot iets wat ik totaal niet had verwacht: een lichte schaamte….

Ik houd van de Amsterdamse grachten. Ik ben dolblij dat ik er woon en ben nog niet aangeraakt door het virus van ergernis aan toeristen. Ik vind hem prachtig, mijn stad. En juist daardoor schaam ik me een beetje als ik mijn auto aan zo’n mooie gracht zie staan. Laat ik er direct bij zeggen: ik ben niet super gehecht aan mijn auto. Hij is voor mij een middel om van A naar B te komen. Het stoort me niet als hij wat vuil is, of als er overduidelijk hondenharen aan de zittingen kleven. Hij moet het vooral doen, en daarom onderhoud ik hem goed. Niet vanwege het uiterlijk zullen we maar zeggen, maar vanwege het innerlijk.

Maar juist doordat ik mijn auto zie als gebruiksvoorwerp, stoort het me dat hij op die prachtige gracht staat. Hij trekt hem naar beneden. En omdat mijn auto dat doet, doen ineens alle andere auto’s dat ook. Plotseling zie ik dat de gracht te lijden heeft onder het vele blik dat aan zijn wallekanten staat geparkeerd. Als die auto’s er toch eens niet zouden zijn…. Als daar speelplaatsen voor kinderen zouden zijn, kleine plantsoentjes, en (jazeker) kleine recreatieterreinen voor onze honden…. Terrassen voor buurtbewoners, zzp’ers en toeristen, wat zou dat de zaak opfleuren ten opzichte van dit almaar stilstaande blik.

Maar dan denk ik aan de leegheid van autovrije steden, en ineens wint het verstand het van het gevoel: laat dat blik nog maar even op de gracht staan. Want wat die auto’s allemaal mogen vertegenwoordigen, één zaak staat vast: ze getuigen van een stad die leeft.