De querulant

Ik heb een afspraak met twee heren, en ben verbaasd bij hun binnenkomst. Vijftigers, net in het pak, met koffertje. Een groot verschil met mij, dertiger, met baard en wild haar. We schrijven jaren zeventig.

De heren hebben een idee dat alle verkeersproblemen van het land zal oplossen. Ze zetten het uiteen, bedachtzaam en systematisch, geïllustreerd met technische tekeningen, en ik raak steeds verder in verwarring. Ik kan mijn bezwaren en gevoelens dan niet onder woorden brengen, ik ben geen specialist. Pas jaren later daagt het mij. Hun oplossing verandert alleen de techniek en laat de markt onaangeroerd. Kan dat wel kloppen?

Vele jaren later. Ik heb een idee dat alle verkeersproblemen van het land zal oplossen. Maar ik vind er geen gehoor voor. Ik probeer het op vele manieren aan de man te brengen. Maar ik merk dat op dit terrein iedereen de wijsheid in pacht heeft. Wie ben ik dat ik het prachtige idee van mijn gesprekspartner concurrentie zou mogen aandoen? Ik bijt me vast. Totdat het beeld van twee heren met een koffertje in mijn herinnering verschijnt. Mijn oplossing verandert alleen de markt en laat de techniek onaangeroerd. Kan dat wel kloppen?

Door de twee beelden op elkaar te leggen krijg ik na dertig jaar antwoord op toen onuitgesproken vragen. Zoals: waarmee verdienden de heren hun geld, want aan het slijten van onverkoopbare ideeën zullen ze toch geen vetpot hebben gehad? Waarschijnlijk verdienden ze hun geld met iets heel anders, iets eerbaars als consultancy in broedsystemen of een fabriekje van verwarmingsapparatuur. In elk geval iets technisch. Jaren later begrijp ik ook dat ze vóór hun bezoek aan mij al aan tientallen bureaus hadden gezeten. Hun bezoek aan een alternatieve instelling als een milieuclub in de jaren zeventig geeft aan dat de nood hoog was gestegen. Ze hadden zich vastgebeten; waren ze nog enthousiasteling of ontwikkelden ze zich al tot querulant?

Het zijn bijna altijd oudere mannen, querulanten. Je kunt aan hen een leven van langzaam opgebouwde frustraties aflezen. Querulant wórd je, bijna altijd. Ik ken maar een enkeling die als querulant is geboren.

Er is een dunne lijn tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. De querulant staat aan de verkeerde kant van de lijn, voortdurend. Dat schept de frustratie waaruit zijn dwarsliggerij langzaam wordt gevormd.

De weg naar het querulantendom is geplaveid met goede bedoelingen. Geen zo goed bedoelend mens als de latere eeuwige dwarsligger en betweter. Het heeft ook een hoog ingenieursgehalte, querulantendom. Het enthousiasme van de ingenieur voor zijn eigen ontdekking maakt hem meer dan anderen vatbaar voor vastbijten. De ingenieur, dat is eigenlijk iemand die voor alle problemen van de wereld één heel goede oplossing weet.

Maar dan zijn er de enkelingen die als querulant zijn geboren. Ze mijden van jongs af aan elk gebaand pad. Ze zijn bunzig voor conformisme. Wat een verlies aan talent, dat sommigen van hen zich, in confrontatie met het nonconformisme, in driedelig pak hebben gestoken. Of… misschien… iets voor fijnproevers?