Het eind van scherpe onderscheidingen

Heeft u een viervijfde baan net als ik? Dan maakt het in uw nettosalaris enkele tientjes per maand uit of u dat werk in vier of vijf dagen in de week doet. Vijf dagen is voordeliger, om precies te zijn. Door een beperkte – maar ongetwijfeld logische – redenering wordt de franchise in uw WAO-premie verlaagd. Doet u uw werk in feite op zes of zeven dagen in de week, net als ik, doordat u mogelijk ook werkt als u naar Achter het nieuws kijkt? Jammer, uw premie wordt niet verder verlaagd, want de werkweek beslaat tegenwoordig slechts vijf dagen. Zulks is tegenwoordig van hogerhand bepaald, zoals ook dat de werkplek van hoogleraren tegenwoordig op hun instituut is.

Laatst hoorde ik dat in grote Japanse ondernemingen de onderzoekers van de researchafdeling zelf hun rapporten uittikken. Ze kunnen toch niet acht uur per dag creatief zijn, zo zou de motivatie luiden. Dat kan kloppen, vertelde een oud-Shell medewerker mij. Wij hielden elkaar halve dagen van het werk.

Wanneer werkt iemand? De wetgever pretendeert het precies te kunnen zeggen. Maar hij heeft zich altijd al hoogmoedig opgesteld, hij die bepaalde dat de huisvrouw zonder beroep is. De werkelijkheid laat zich steeds minder in zijn netten vangen. Straks wordt het alleen aan het produkt dat iemand maakt nog duidelijk of hij of zij gewerkt heeft. Want naarmate werk meer bestaat uit het bewerken van informatie, of, andere mogelijkheid, van elkaar, wordt de zichtbaarheid kleiner, derhalve ook minder controleerbaar voor de dienaren des wetgevers. Gedreven door andere wensen dan verenigbaar te blijven met maatschappelijke ontwikkelingen, treft deze laatste echter nog steeds fijnere onderscheidingen. Wij mogen hopen dat mèt de formulieren tevens de rechtvaardigheid bezit neemt van de wereld.

Op het terrein der relaties heeft de wetgever al evenzeer gemeend grote schoonmaak te moeten houden onder onduidelijkheden, op het moment dat zijn onderdanen meenden juist deze te moeten cultiveren. De erotische avonturen van de bijstandsmoeder worden nu een zaak van publiek belang, want wanneer haar vriend bij haar het ontbijt mocht gebruiken, kan zij worden geacht schaalvoordelen uit deze gezamenlijke maaltijd te hebben genoten. Zo althans zal de ambtelijke motivering van een onderzoek naar de ontbijtgewoonten ongeveer moeten luiden. Hoe lang zal het nog duren voordat de onrechtvaardigheid wordt hersteld dat op deze manier slechts vrouwen met ongetrouwde vrienden worden getroffen? Wat uit naam van de rechtvaardigheid gescheiden wordt, loopt in werkelijkheid steeds meer dooreen. De werkelijkheid voltrekt zich niet discursief, maar continu, en dat steeds meer. Het is niet waar dat X een vriendin heeft (hij hééft haar ook niet zozeer), tenminste soms wel en dan weer niet. Het is niet waar dat ik nu aan het werk ben, tenminste niet wanneer het erom gaat, geld te verdienen; morgen doe ik misschien hetzelfde, goed betaald.

Het is verleidelijk te denken dat dit een proces is van bevrijding, dat scherpe onderscheidingen worden losgemaakt en ieder zijn persoonlijke expressie kan vinden. Men is niet meer lid van kerk A of genootschap B, maar heeft zijn eigen persoonlijke levensovertuiging. Men stemt niet meer op politieke partij P of Q, laat staan dat men er lid van is, maar kiest per onderwerp en per kandidaat precies wat het meest met de eigen mening overeenstemt. De hokjes worden eindelijk doorbroken, men laat zich nog slechts vangen in objectieve grootheden voor zover het lichamelijk bestaan daartoe dwingt: ik heb vanavond gegeten voor fl. 7,75, en geslapen op de plaats waar ik ingeschreven sta bij de burgerlijke stand.

Het is verleidelijk het vervloeien van de scherpe onderscheidingen te zien als proces van bevrijding, maar duidelijk is dat allerminst. Misschien bevangt ons alleen verwarring bij het doorbreken van de oude kaders, en zal het leven weer objectiveerbaar blijken als wij ons in nieuwe hebben genesteld.

Maar voor sociale diensten breken zware tijden aan. Want relaties en arbeid onttrekken zich steeds meer aan de discursieve categorieën die de wet voorschrijft. Wie zich realiseert, hoezeer de sociale zekerheid leunt op onderscheidingen als: heeft iemand gearbeid? voor hoe lang? hoe lang geleden? kan langdurige achterhoedegevechten voorspellen rond illusies. Vroeg of laat zal de sociale zekerheid deze houvasten moeten loslaten, en mensen uitkeringen verstrekken, los van relaties, zelfs ongeacht de vraag of er arbeid is of wordt verricht. Dat zal een hele opluchting betekenen voor de bijstandsmoeder en de schnabbelaar. Maar of het rechtvaardig zal zijn, is weer een heel andere vraag…

Uit: Filosofie & Praktijk, maart 1985.