Het genot van wachten

Hoewel het openbaar vervoer zegt er alles aan te doen om de wachttijd voor hun reizigers zo veel mogelijk te bekorten, is toch de treinreis waaraan ik met het meeste genoegen terugdenk, de reis waarbij ik onvoorbereid vier uur oponthoud had.

Het zat zo: ik kwam met een trein uit Bazel met als bestemming Amsterdam, en de hele reis liep voorspoedig totdat wij in Oberhausen hoorden dat wij vier uur moesten wachten op een aansluitende trein uit München. Beide treinen werden elke dag in Oberhausen samengevoegd – maar die dag was er bij München draadbreuk geweest zodat alle treinen uit die regio ernstig vertraagd waren. Dat had voor onze reis geen consequenties gehad, ware het niet dat de douane weigerde om tweemaal de rit van Oberhausen naar Arnhem te maken – het was de tijd dat grenzen nog grenzen waren, ergens in de jaren zestig van de twintigste eeuw, en er heuse controles moesten plaats vinden bij een reis van land naar land.

Deze mededeling had een direct en duidelijk effect op de stemming in onze zesmanscoupé. De kranten waarachter men zich had verborgen gingen naar beneden, de thermosflessen koffie werden opengeschoefd, iemand ging een snack halen voor de hele coupé, de grappen over de douane en andere sterke verhalen vlogen over het middenpad. Terwijl de stemming tot op dat moment ‘ieder voor zich’ was geweest, en steelse blikken naar de andere reizigers alleen een onderbreking waren van lange blikken naar het landschap, bloeide ineens een kleine gemeenschap op, een gemeenschap die juist extra intiem kon zijn door de wetenschap dat deze na vier uur weer zou worden opgebroken. Ik ben dienstkloppers nog nooit zó uit de grond van mijn hart dankbaar geweest.

Ik heb eens één uur stilgestaan op de snelweg, en pas tegen het eind van dat uur ontstond er iets dat op een gemeenschapje leek, met delen van grappen en boterhammen. Het openbaar vervoer lijkt mij tenminste in dit opzicht veel sneller dan de auto.

Ik ben een tamelijk ongedurig persoon wie het wachten zwaar valt, en deel deze eigenschap met vele familieleden en vrienden. Files vind ik een ellende, liever rijd ik om (waarbij ik tenslotte toch niet sneller thuis ben) dan dat ik wacht; wanneer ik files klok, ben ik er altijd verbaasd over dat deze eigenlijk zo kórt duren (tien minuten als ik naar mijn gevoel een half uur heb gewacht), en toch kan dat mijn gewoonte niet veranderen. Wachten aan de telefoon is een andere bron van ergernis, vooral in de wetenschap dat men mij expres laat wachten: laten wachten is een middel om volle benutting van het callcenter te garanderen.

En toch betrap ik me erop dat de beste en meest productieve ideeën bij mij naar boven komen als ik wacht. In de wachtkamer van de dokter bijvoorbeeld, of tijdens een lange reis met de bus, waarin ik (anders dan in de trein) niet kan lezen; of wanneer mijn vrouw een lang telefoongesprek voert terwijl ik haar nodig heb voor een klusje. Deze irritante situaties bleken in mijn leven vaak buitengewoon productief te zijn, wanneer ik ze maar accepteerde. Een mens moet trouw zijn aan zijn ervaringen, en dat is de reden waarom tijdens één van deze wachtbuien het goede idee bij mij opkwam om dit stukje te schrijven.

Dus, wacht even: het idee te mógen wachten… dat lijkt mij een reflectie, nee meer: een meditatie waard!