Het volmaakte

Het volmaakte, bestaat dat? Kan iemand zonder enige reserve onze bewondering verdienen?

Er zijn mensen die schoonheid vertegenwoordigen. Zij dragen die uit zonder tussenkomst van henzelf, zij zijn zonder meer: mooi, en daarin bewonderenswaardig. Misschien onaangenaam voor de feministe die in het schone lichaam huist en die gewaardeerd zou willen worden om wat zij ervaart als zichzelf – haar prestaties die zij kan beïnvloeden. Wij leven in een faustiaanse tijd, we zijn er niet aan gewend dat wij iets niet naar onze hand kunnen zetten; zeker zijn we niet gewend aan weerstand van zoiets onmiddellijk tastbaars als ons eigen lijf. En toch is de schoonheid in zich bewonderenswaardig, juist doordat ze niet te beïnvloeden is. Haar onaantastbaarheid maakt haar tot onmiddellijk gegeven, juist daardoor vatbaar voor bewondering zonder reserve.

Beeldende kunstenaars lijken onze bewondering veel eerder te kunnen wegdragen dan schrijvers, door het volmaakte van hun schepping. Bij de uitvoerende kunsten lijkt de vervoering door popmusici, of grote pianisten of violisten, veel directer dan die door grote acteurs of actrices. Misschien treffen musici eerder perfectie dan acteurs, en beeldend kunstenaars eerder dan schrijvers. Hier ligt een parallel met lichamelijke schoonheid. Want musici, evenals beeldend kunstenaars, werken in de onmiddellijkheid – hun kunst treft ons, onbemiddeld door de inhoud van woorden. Vorm en inhoud liggen in beeld en muziek vlak bij elkaar; van dit geheel heeft een in woorden te vatten boodschap zich nog niet afgescheiden. Acteurs en actrices moeten steeds een kloof overbruggen tussen de inhoud van hun woorden en de vorm van hun spel. Slechts zelden benaderen zij het samenvallen van de vorm van het spel en de inhoud van de woorden. Muziek is woordenloos en kan zijn wat de mens niet is voorbehouden: volmaakt, uit één stuk, zonder reserve bewonderenswaardig.

Toch proberen mensen wel, juist die bewondering-zonder-reserve van hun medemensen weg te dragen; het geestelijke landschap waarin wij ons bevinden, verandert dan plotseling van idyllisch in woest en verschrikkelijk. Het gaat hier om de mens die de volmaakte daad wil stellen, die uit één stuk wil zijn, die anderen rechtstreeks, zonder bemiddeling van woorden of boodschap, wil aanspreken, en zo hun bewondering afdwingen. Kan dat? Nooit. Mensen handelen niet in de idylle van de onmiddellijkheid. Vorm en inhoud zijn in de daad altijd onderscheiden: doordat wij ons bewust zijn van onszelf, heeft iedere daad als vorm, haar inhoud als rechtvaardiging naast en tegenover zich. Streven naar volmaaktheid in de enkele daad betekent het vernietigen van rechtvaardiging: de volmaakte daad zou haar eigen rechtvaardiging zijn, de mens zou geheel kunnen opgaan in de daad. Dat is de kern van het fascisme. In zijn rauwe vorm gebracht, luidt het streven naar de volmaakte daad: vuisten zijn beter dan woorden.

Zo leidt, wat zich aanvankelijk presenteert als de volmaakte, bewonderenswaardige daad, deze esthetische verhevenheid, tot de werkelijkheid van knokploegen. Deze diabolische ommekeer hebben we vaker gezien, bij mensen die precies tegenovergesteld beginnen: bij hen die vanuit een theorie aan anderen willen voorschrijven hoe zich te gedragen; de super-intellectuelen, die beter menen te weten dan de mensen zelf, waar hun heil ligt. Zij willen ons met hun hersenspinsels leiden naar de werkelijke vrijheid – desnoods met alle geweld. Dat is de bloedige draad die loopt van Robespierre tot Pol Pot, de verzoeking van alle maatschappijkritiek. Het ziet ernaar uit dat wij nu weer te maken zullen krijgen met lieden die willen baden in de schoonheid van hun eigen daad. Voor beide mensensoorten zijn anderen slechts bijkomstig.

De volmaakte daad is een hersenspinsel. Daarin raken de uitersten elkaar. Gelukkig bestaat de volmaaktheid van schoonheid en kunst.

Uit: Filosofie & Praktijk, juni 1985.