Ik heb nooit goed begrepen wat er zo erg aan is, achter de geraniums te zitten. Achter de sansevieria’s, dat lijkt me pas erg. Mijn overgrootmoeder, die had ze. En die was héél oud. Zoiets raak je nooit meer kwijt. Die lange staken spreken me totaal niet aan, zeker niet de ouderwetse variant met donkergroene nerven en geelgroene randen. Maar kijk, zelfs hier slaat de innovatie toe want bij de buurvrouw staat een nieuwe variant, fris groen van onder tot boven, en dikker en korter van blad. Nu is de buurvrouw een lief mens, maar om mij tot de sansevieria over te halen is meer nodig, dat Anouk hem voor het raam zet bijvoorbeeld, of Anni Friesinger.
Terwijl de geranium, die vind ik juist spannend. Het liefst zie ik alle soorten door elkaar. Ze moeten wat gemest worden maar je hebt er de hele zomer plezier van tot diep in de herfst. Wonderlijk hoe zich telkens vanuit onooglijke plekjes nieuwe stelen ontwikkelen voor een bloemrozet. Je moet er wel wat voor doen want die nieuwe stelen komen pas als je de oude hebt weggehaald. Ik ben daar niet heel zorgvuldig in, meer van de grote lijn, wat sommige mensen slordig noemen. Maar dat gepriegel en die nostalgische geur geven me voldoende kick om te roepen: laat mij maar achter de geraniums!
Maar je zult zien, als ik definitief een kunstgebit nodig heb, en een vergrootglas om de krant te lezen, zullen ze me achter de sansevieria’s stoppen. Die hebben minder onderhoud nodig, en daar draait tegenwoordig toch alles om in de zorg? Ik hoop dat de lieve Heer mij dan genadig is en mijn geest voldoende verduistert om me daar niet meer aan te storen.