Een jonge vrouw was net eerder bij hem dan ik, aan het eind van zijn lezing. Hij was bedankt door de voorzitster, had dankbaar het applaus in ontvangst genomen, een forse man met grijze leeuwenmanen en een vorsende maar toch vriendelijke blik, en was naar zijn spreekgestoelte teruggegaan toen iedereen opstond om koffie te gaan drinken. Er lette even bijna meer iemand op hem. Dit was het onbestemde moment waarin ik hem om een interview kon vragen.
Maar de jonge vrouw was net eerder. Ik zag zijn ogen oplichten toen zij hem aansprak. Ze was helemaal in het zwart gekleed, in een rok en hesje die zowel stemmig als frivool waren. Naar de laatste mode was de zoom van de rok hier en daar ingenomen zodat het net leek of er een klein gordijn was gedrapeerd. Haar hesje had roesjes die het stemmige van de kleur meer dan compenseerden. Haar donkere haar hing golvend op de schouders en ze liep op zeer hoge hakken. Elegant, er was geen ander woord voor. Ik zag dat dat niet aan de aandacht van de spreker ontsnapte.
Wat nu? Binnendringen in hun gesprek dat ongetwijfeld nog lang ging duren zou erg onbeleefd zijn. Na een minuut of zo zetten ze zich in beweging, en zowaar, de vriendelijke en toch vorsende man vroeg even aan mij wat ik van hem zou willen. Tegen de lunch, stelde hij voor, en daar gingen ze, zij elegant voorop, hij vol aandacht achter haar aan.
Tegen de lunch zag ik hem zitten aan een tafeltje met een andere jonge vrouw, haar blonde haar half opgestoken, af en toe een lok voor haar ogen wegvegend. Ze was goed opgemaakt en droeg een beige getailleerd jurkje afgezet met kant, met een net suggestief decolleté. Hij was aan het college geven, met brede armgebaren, en zij hing aan zijn lippen. Dit was de natuurlijke habitat voor onze leeuw, zo zag je aan zijn ogen. Ik zag hoe ze hem steeds aanmoedigde om verder te gaan. Het was onvoorspelbaar hoe lang dit gesprek zou gaan duren.
En toen ineens maakte hij een eind aan het college. Het afscheid met alle strijkages duurde een volle twee minuten. Nog met stralende ogen kwam hij bij me. Die vrouwen toch, zei hij. Als ze je eenmaal beet hebben laten ze je niet meer los.