De stille wonderen van energiebesparing

Energiebesparing is onze goedkoopste energiebron, met een zeer groot potentieel. Dit is al veertig jaar het geval, en het zal waarschijnlijk nog enkele tientallen jaren het geval zijn. En toch gaat 99% van energiebeleid en energiediscussie over energielevering. Door ‘grote ongelijkheid, niet in prestaties maar in microfoons,’ aldus de man die al jaren het belang van energiebesparing verkondigt, Amory Lovins van het Rocky Mountains Institute.

Energiebesparing, de geheime revolutie
Een paar maanden geleden keerde Lovins terug naar dit onderwerp dat hij al in de jaren ’70 behandelde, toen hij een wonderkind was dat de wereld rondreisde als ambassadeur van Friends of the Earth met zijn zakrekenmachine, en dat topmensen uit bedrijfsleven en politiek versteld deed staan met zijn onconventionele inzichten. Hij rekende hen voor dat ze energietekorten veel sneller en goedkoper konden oplossen met energiebesparing dan met uitbreiding van de energievoorziening (vooral met kernenergie). In een recente column voor Solutions Journal noemt hij energiebesparing nog eens ‘de geheime revolutie’. En zijn cijfers onderbouwen deze claim volledig. In 2004-2013, zo stelt hij, bracht de schaliegasrevolutie in de VS een vermindering van energie-importen teweeg ter waarde van 10% van het nationale energieverbruik; ‘maar twee weinig opgemerkte veranderingen aan de vraagkant, minder autorijden en zuiniger auto’s, verminderden de import met 18%, bijna twee keer zo veel.’ In 2012 werden in de VS door betere efficiency van het elektriciteitsgebruik zes keer zoveel minder fossiele kWh opgewekt als door de toename van elektriciteitsproductie uit duurzame bronnen (excl. waterkracht).

Na veertig jaar is het nog steeds niet algemeen bekend dat de resultaten van energiebesparing kunnen worden vergeleken met die van uitbreiding van de energievoorziening. Deels komt dit doordat het resultaat van energiebesparing vooral bestaat uit het ontbreken van iets. En deels komt dit doordat energiebesparing een paraplubegrip is dat vele vormen omvat, van lagere temperaturen in de chemische industrie (door betere katalysatoren) tot betere woningisolatie en LED verlichting; en op macroschaal doordat diensten (die tamelijk weinig energie verbruiken) een steeds groter aandeel krijgen in het BNP. Door beide factoren wordt energiebesparing iets ongrijpbaars, moeilijk te bevatten. En toch kan deze worden gemeten, en de resultaten kunnen worden berekend. En vergeleken met de resultaten van uitbreiding van de energievoorziening, doordat zowel voor energiebesparing als voor uitbreiding van de voorziening investeringen nodig zijn, waarvan de terugverdientijd kan worden berekend.

Energiebesparing doet ertoe
Bij dit onderwerp trekt Lovins een lange neus naar de beleidsmakers die in 1975 heftig zijn stelling aanvochten dat het energiegebruik in vijftig jaar tijd wel drie keer zo doelmatig zou kunnen worden. Het Oude Testament vroeg al: hoe kunnen we valse van ware profeten onderscheiden? En geeft het antwoord: kijk naar hun oude voorspellingen, zijn die uitgekomen? Lovins slaagt met vlag en wimpel voor deze test. Hij laat zien dat we mooi zitten op de ontwikkelingslijn die hij voorspelde; in de VS is de energie-intensiteit per eenheid BNP nu ongeveer de helft van die in 1975. En Lovins suggereert dat we opnieuw driemaal zo doelmatig kunnen worden tussen nu en 2050. Daarom, zo zegt hij: energiebesparing doet ertoe. In 1974-2010 was energiebesparing (lager energiegebruik per eenheid product) de grootste energiebron in de 11 lidstaten van de IEA – ‘groter dan olie, of dan de gezamenlijke bijdrage van gas, elektriciteit en steenkool.’ Energiebesparing, zo zegt hij, ‘heeft de helft van de groei van de energiediensten gevoed sinds 1970 – net zo veel als alle uitbreidingen van de energievoorziening. Wie wist dat?’

Wij blijven nieuwe besparende technologieën ontwikkelen, en diensten krijgen een steeds groter aandeel in de economie. Daarom blijft het potentieel van energiebesparing zeer groot, zowel per eenheid van fysieke productie als per Euro BNP. Hoe groot, dat kunnen we nog niet precies zeggen. In Europa heeft de chemische industrie zijn energieverbruik verminderd met 20% in de laatste twintig jaar, terwijl de productie is verdubbeld; met andere woorden, de industrie heeft meer dan de helft van de energie bespaard. En dit proces heeft zijn eindstadium nog lang niet bereikt, omdat katalysatoren zich nog steeds snel ontwikkelen en omdat bulkchemicaliën misschien steeds meer zullen worden gemaakt met enzymatische processen; beide factoren leiden tot veel lagere temperaturen en lager energiegebruik. En er zijn ook nog vele mogelijkheden voor energiebesparing in huis. In Nederland zijn slecht geïsoleerde en tochtige naoorlogse huizen een groot probleem bij energiebesparing; maar een aantal bouwbedrijven is nu dan toch gekomen met mogelijkheden om zulke huizen te renoveren tot nul-energiewoningen. Ze worden vaak omgeven met een schil om het huis heen – tot op de millimeter pas gemaakt omdat het huis eerst in gescand. Bij een verwachte prijs van € 45.000 voor een eengezinswoning kan dit aantrekkelijk zijn voor huizenbezitters die verder geen energierekeningen meer hoeven te betalen, zo lang het huis er staat. Natuurlijk is een goede financieringsregeling nodig voor succes in deze markt.

Energie opnieuw uitvinden
Met verwijzing naar het laatste boek van RMI, Reinventing Fire, stelt Lovins dat de verdergaande energiebesparing getrokken zou kunnen worden door het commerciële bedrijfsleven. En als 75% van de nog resterende energievraag tegen 2050 gedekt zou worden door duurzame bronnen, zouden we een veel goedkoper energiesysteem overhouden dan bij voortgang op de bestaande aanbodgerichte koers. ‘Het laaghangend fruit groeit sneller aan dan het wordt geoogst.’ Maar ik voorspel dat energiebesparing een zwaar ondergewaardeerd onderdeel zal blijven van zowel energiebeleid als energiediscussies.