Valkuilen van risicoanalyse bij kernenergie

Vorige maand was het tien jaar geleden dat een tsunami de Westkust van Japan trof. De kerncentrale van Fukushima kwam onder water te staan. Er volgde een gedeeltelijke meltdown en een waterstofexplosie, waarbij veel radioactiviteit vrijkwam. Veel media stonden stil bij dit jubileum. The Conversation stelde de vraag: was dat nu inderdaad zo erg? Was er echt de noodzaak om de bevolking over een groot gebied te evacueren? Hebben mensen daardoor niet veel méér geleden dan wanneer ze rond de centrale waren blijven wonen? Had een betere risicoanalyse geholpen bij deze beslissing? Vragen die belangrijk worden nu kernenergie weer wordt aanbevolen als middel tegen klimaatverandering.

Betere risicoanalyse

De stille verbazing is voelbaar achter de nuchtere tekst van het artikel in The Conversation. Rond 16.000 mensen vonden de dood door de tsunami; niet één door radioactieve straling uit de reactor. Meer dan 100.000 mensen moesten verhuizen; nog eens 45.000 mensen in een straal daar omheen vertrokken vrijwillig. Rond 2.000 oudere mensen stierven van de stress. En er was veel leed doordat mensen hun vertrouwde omgeving kwijt raakten. Is hier niet een ernstige onbalans tussen de gevolgen van blijven en van weggaan? Bovendien, zo schrijven de auteurs, het besluit om kerncentrales te sluiten zette Japan vér achteruit in de strijd tegen de uitstoot van kooldioxide. Japan had een sterke nucleaire industrie opgebouwd; er is weinig meer van over. En de elektriciteitsproductie van de gesloten kerncentrales is opgevangen door centrales die CO2 uitstoten – was dat wel een goede zaak, vanuit het milieu bekeken?

De auteurs hebben in de afgelopen jaren geprobeerd, voor zulke grote ongelukken een besluitvorming te ontwerpen, gebaseerd op risicoanalyse. Ze gingen te rade bij statistiek, meteorologie, reactorfysica, stralingswetenschap en economie. Hun verrassende conclusie: niemand had eigenlijk weg hoeven te gaan rond Fukushima. De gemiddelde levensduur in het zwaarst getroffen dorp zou met 3 maanden zijn gedaald – minder dan het effect van blijven wonen in Londen (met zijn luchtverontreiniging). De onderzoekers keken ook naar het ongeluk in Tsjernobyl, 25 jaar eerder, en veel ernstiger dan dat in Fukushima. Ze vonden vergelijkbare resultaten. Er werden vijf tot tien keer te veel mensen geëvacueerd. Onder de overlevenden is sprake van veel alcoholisme, gebruik van verdovende middelen, depressies en zelfdoding. Moeten we dan bij grote ongevallen de besluiten op een veel meer rationele wijze gaan nemen?

Deskundigen en leken

Maar hoe begrijpelijk de verbazing van de auteurs ook is, en hoe bewonderenswaardig hun poging – irrationaliteit zal bij kernongevallen altijd de overhand houden. Dat komt doordat we bij deze ongevallen te maken krijgen met een giftige cocktail van niet-waarneembare bedreigingen en menselijke tekortkomingen. De bedreigingen zijn niet-waarneembaar: wij kunnen radioactieve straling niet voelen, ruiken, zien of horen. We kunnen deze alleen waarnemen met gespecialiseerde apparatuur. En dan nog moet je veel van straling afweten om het juiste oordeel te vellen. De bevolking kan alleen afgaan op het oordeel van deskundigen. Maar deze zitten in een eigen bubbel. Ze weten welke paniek er kan uitbreken als ze het oordeel ‘onveilig’ afgeven, en wat daarvan de gevolgen kunnen zijn. En er zijn helaas in dit geval maar twee mogelijkheden: veilig en onveilig. Juist doordat mensen de gevaren niet zelfstandig kunnen waarnemen.

Bij radioactieve straling is vertrouwen in de autoriteiten essentieel. Als dat wegvalt is het hek van de dam. Dan is er eigenlijk nog maar één mogelijkheid: paniek, ‘omdat wij niemand meer kunnen vertrouwen’. Maar ook bij de autoriteiten is er nog sprake van een tweedeling: echte deskundigen (een kleine minderheid) en besluitvormers. De laatsten bevinden zich eigenlijk in dezelfde positie als de bevolking als geheel. Ze kunnen niet zelfstandig een oordeel vellen, ze zijn afhankelijk van de deskundigen. De laatsten moeten bij een ongeluk uitstralen dat de situatie 100% veilig is voor de bevolking – anders sluipt ook bij de besluitvormers paniek binnen. En anders dan de deskundigen, moeten besluitvormers zich achteraf politiek verantwoorden. Wat als zij de bevolking niet zouden hebben beschermd, terwijl dat nodig was? We zien in de historie van ‘Fukushima’ dat de Japanse autoriteiten zich op het essentiële moment als ‘publiek’ gedroegen; omdat zij het vertrouwen verloren in de deskundigen van elektriciteitsbedrijf Tepco. En daardoor de opdracht gaven tot een veel te grote evacuatie, met alle gevolgen van dien.

Risicoanalyse is niet het antwoord

Risicoanalyse is een wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid. Vroeger vatte men risico samen in de formule risico = kans x effect. Kleine kansen op grote ongevallen geven dan hetzelfde risico als grote kansen op kleine ongevallen. Dat werkt vaak goed. Maar doorslaggevend voor het oordeel over een ongeval is toch, hoe mensen dat beleven. Wanneer het oordeel binair is (met maar twee smaken: niks aan de hand, of levensbedreigend) dan schiet elke risicoanalyse tekort. Dan helpt het ook niet meer om in de formule het effect in het kwadraat te zetten, zoals men wel heeft voorgesteld. Het enige dat dan helpt, is stoppen met de gevaarlijke activiteit.

Als we doorgaan met kernenergie, kunnen onverwachte gebeurtenissen opnieuw leiden tot paniek. Met dramatische gevolgen die door de hele sector worden gevoeld. Na ‘Tsjernobyl’ begon kernenergie begin deze eeuw weer geloofwaardig te worden voor het publiek. ‘Fukushima’ maakte daar abrupt een einde aan. Nieuw herstel van vertrouwen is zeker mogelijk. Maar evenzeer weer het verlies daarvan. Daardoor is kernenergie in zijn huidige vorm gebouwd op drijfzand. Verlies aan vertrouwen in de hele sector ligt op elk moment op de loer. Ook al geeft de risicoanalyse aan dat kernenergie voldoet aan onze eisen van veiligheid. Ja, er is één mogelijkheid voor kernenergie zonder deze instabiliteit: een inherent veilige centrale. Een centrale die alle risico’s op ontsnappen van radioactief materiaal in zichzelf opvangt. Niet door hulpmiddelen als pompen en veiligheidscircuits, maar door de natuurkundige wetten die ook de energieproductie bepalen. Niet onmogelijk. De thoriumreactor, waar onder meer India en China aan werken, zou deze belofte kunnen inlossen. Maar commercieel bezien is deze nog tientallen jaren ver weg. En dan is hij wellicht te laat. Helaas waren inherent veilige centrales tot nu toe commercieel niet aantrekkelijk genoeg. Het lijkt erop dat de sector daar nu de prijs voor betaalt. Hoe begrijpelijk de analyse ook is, van de auteurs van het stuk in The Conversation.

Interessant? Lees dan ook:
Technologie, geen bedreiging meer