Wat blijft er van duurzaamheid over na de hype? Wat wanneer wanneer de bevolking door één strenge winter gaat geloven dat opwarming van de aarde tot staan is gebracht, of wanneer een gat wordt geschoten in de klimaatstatistiek? Of wanneer, net als begin jaren ’80, de recessie zó dichtbij komt dat mensen weer gaan vrezen voor hun inkomen of werk? Het antwoord is: het werken aan duurzaamheid zelf.
Het maakt, zo meen ik, een groot verschil of men voor een oliemaatschappij werkt in een project dat klimaatcrisis en armoede verergert, of juist de footprint verkleint en nieuwe blijvende werkgelegenheid biedt. Het maakt een groot verschil of men koffie verkoopt waarvoor de telers geen eerlijke prijs hebben gekregen of juist wel. En het maakt een groot verschil of men investeerders benadert voor projecten die het oerwoud verder aantasten of juist intact laten. Drie voorbeelden van activiteiten in de ‘officiële’ wereld waarin men bij de arbeid in de jaren ‘80 vrijwel geen keus had. Nu wel. In de eerst genoemde gevallen werkt men voor het geld, in de laatst genoemde gevallen daarenboven voor voldoening in het werk.
Luister naar Max Havelaar, de oervader van de fair trade, in zijn toespraak tot de hoofden van Lebak: “Want niet in het snijden der padi (rijstplant) is de vreugde: de vreugde is in het snijden der padi die men geplant heeft. En de ziel des mensen groeit niet van het loon, maar van de arbeid die het loon verdient.” (Multatuli, Max Havelaar, hfdst.8).
Een groot verschil met de jaren ‘80 is de snel verdwijnende kloof tussen officiële wereld en oppositie, en tussen bedrijfsleven en maatschappelijke groeperingen. Sinds ca. 1990 wordt het grote bedrijfsleven succesvol uitgedaagd door nieuwkomers die verantwoord willen produceren. Er zijn nog wel anti-duurzaamheid dinosauriërs (bijvoorbeeld ExxonMobil), maar ze slinken in aantal. Veel bedrijven willen wel duurzaam handelen maar weten nog niet precies hoe; en er zijn ook steeds meer bedrijven die in navolging van trendsetters als Body Shop en Solidaridad serieus werk maken van duurzaamheid. Tegenwoordig kan de werknemer in bijna elke functie duurzaamheid inbouwen – althans, zo wordt het voorgesteld, wat in elk geval de ruimte geeft om er werk van te maken.
Eén van de meest intrigerende sociale verschijnselen rond duurzaamheid is verder het verschil in beleving van duurzaamheidsprojecten tussen mensen die daarbij als deelnemer betrokken zijn, of juist als omwonende die de effecten moet tolereren. Windenergie is een goed voorbeeld. Het suizen van het blad van de rotor klinkt geheel anders voor wie zijn licht daarop laat branden of zijn bankrekening erop laat groeien, dan voor wie moet gedogen dat de buurman een stukje land heeft verpacht aan een tamelijk anonieme investeerder. De meest positieve waardering krijgen windturbines die eigendom zijn van het dorp. De meest gewaardeerde industrie is de biogasinstallatie, en binnenkort de bioraffinage-eenheid, die dank zij moderne technologie verrijst bij de boerderij.
Moderne technologie is verrassend vaak kleinschalig. Moderne technologieën blinken uit in kleine effecten op hun omgeving: laag energiegebruik, efficiënt grondstoffengebruik, vermijden van giftige hulpstoffen, verlaging van footprint. En een recent ontdekte wetmatigheid toont voor de chemische industrie een verband aan tussen het energie-effect van de basisreactie en de schaal waarop deze economisch kan worden geëxploiteerd. Hoe groter het energie-effect (bijvoorbeeld in de petrochemie), des te grootschaliger de industrie. Hoe kleiner het energie-effect, des te kleinschaliger de industrie. Het prototype van moderne chemische processen is de fermentatie – en die kan heel goed op kleine schaal plaats vinden, zoals ieder weet die zelf bier maakt. De moderne fabriek zal zich typisch vestigen op het erf van de boerderij, of misschien wel in de woonwijk.
De consequenties van die omwenteling zijn nog niet algemeen doorgedrongen. Het betekent bijvoorbeeld dat met de kleiner wordende industriële installaties het gemeenschapsperspectief (weer) van belang wordt. Duurzaamheid kan dan gaan betekenen: samen iets ondernemen, in plaats van: individueel iets laten. Beide termen van de vergelijking zijn belangrijk. Duurzaamheid wordt ondernemen: het kenmerkt zich niet meer door het vermijden van onduurzaamheid (iets negatiefs, met alle mogelijke bijbetekenissen van schuld) maar door het tot stand brengen van duurzaamheid (iets positiefs, iets waarop mensen trots kunnen zijn). En duurzaamheid wordt samen: duurzaamheid is niet langer een keuze die ieder voor zich maakt en die los staat van de gemeenschap, maar een gezamenlijke bindende activiteit.
Het grote verschil tussen produceren en consumeren is dat men in het eerste geval iets tot stand brengt, soms in tastbare vorm zoals een huis of een maaltijd, soms minder tastbaar zoals een organisatiestructuur of een compositie. Dat product van ons werk is het product van ons werk, iets waarop we – als het goed is gemaakt – met trots en voldoening kunnen terugkijken. Het is waar, arbeid is ook afzien en opoffering; bij een rechtvaardige beloningsstructuur worden we voor die opoffering schadeloos gesteld door het loon dat we verdienen of de prijs die we voor onze producten ontvangen. Maar arbeid is in potentie daarenboven zelfontplooiing, het maken van iets waarin we onszelf leggen en aanbieden aan de wereld. De vergoeding daarvoor is de vreugde in het werk, die de gelijkheid van opoffering en schadeloosstelling te boven gaat.
Met het duurzaam produceren worden beperkingen van het duurzaam consumeren overwonnen. Natuurlijk, het is heel bevredigend, te consumeren naar zijn ideaal: geen vlees, of alleen van beesten die een goed leven hebben gehad… Maar ten eerste is kritisch consumeren een taak zonder eind – er zijn zeer uiteenlopende criteria die strijden om voorrang in de kritische consumptie, zoals fair en klimaatneutraal, voorkómen van kinderarbeid in het land van herkomst of van dierenmishandeling in eigen land, CO2-balans en voedselproblematiek… Verder kan elke verworvenheid in verantwoorde consumptie weer worden overtroffen, en altijd moet kritisch worden gelet op de bronnen van informatie. Verantwoord consumeren, kortom, is een gebed zonder end. Niet altijd duurzaam te hóeven consumeren kan een last van onze schouders nemen. En… is diepe bevrediging niet juist altijd te vinden in wat wij voortbrengen, anders dan tot ons nemen?
Het vreugdevolle perspectief van duurzaamheid is dat er veel méér mogelijkheden komen om ons productieve leven zinvol te besteden. Die mogelijkheden komen nu naar boven in alledaagse functies, gedragen door het belang dat momenteel aan duurzaamheid wordt toegekend. En die mogelijkheden zullen in de toekomst, wanneer kleinschalige duurzame industrieën gaan opkomen, nog worden vermenigvuldigd – zelfs wanneer het idee duurzaamheid in diskrediet zou raken. Het duurzame werk van onze handen zal de uiteindelijk motiverende factor blijken voor allen die zich inzetten voor duurzaamheid.