Zo lang veranderde genen niet terecht komen in het eindproduct, is niemand tegen deze technologie; ook tegenstanders van genetische manipulatie hebben dan geen bezwaren, zo luidde de conclusie van een eerder artikel. Problemen ontstaan pas bij genetisch veranderd voedsel. Of toch niet?
Dit is het tweede artikel in een serie over genetische manipulatie en duurzaamheid.
Volop debat over genetisch veranderd voedsel
Ter discussie: genetisch veranderde zalm, die snel groeit. Genetisch veranderde aardappel, die bestand is tegen aardappelmoeheid (fytoftora). Genetisch veranderde soja, beter bestand tegen ziektes. Gouden rijst, die het dieet in Azië kan verrijken met de dringend noodzakelijke vitamine A. Het opvallende is wel: de discussie vindt vooral plaats onder leken. Wetenschappelijke onderzoekers vinden vrijwel steeds: er is geen probleem met deze toepassingen.
Waarom zou het publiek zich iets moeten aantrekken van de mening van de betrokken onderzoekers over genetisch veranderd voedsel? Per slot van rekening: juist als ze nauw bij het onderwerp zijn betrokken, kunnen ze bevooroordeeld zijn. Hun baan kan ervan afhangen, of misschien worden ze beïnvloed door een algemeen heersende overtuiging op hun lab. Maar dan onderschat men toch de ernst van de discussies in wetenschappelijke kring. De milieubeweging van de jaren ’70 heeft een belangrijke en onomkeerbare verandering in de houding van onderzoekers teweeggebracht: zij bekommeren zich om het maatschappelijk effect van hun werk. Kernfysici hebben hierbij het voortouw genomen. Kritische onderzoekers verenigden zich al in de jaren ’50 van de vorige eeuw in het Pugwash comité, dat waarschuwde tegen de alles vernietigende gevolgen van een kernoorlog. Het Bulletin of the Atomic Scientists zette de klok op 5 voor 12 (en veranderde deze stand van tijd tot tijd, afhankelijk van de internationale dreigingen). Onderzoekers in de chemische industrie zagen hoe schadelijk het afval van hun industrieën was voor het milieu. Zelfs ogenschijnlijk onschadelijke producten als ijskasten konden grote schade veroorzaken – in dit geval aantasting van de ozonlaag door ontsnappende drijfgassen van koelmachines, de CFK’s. Dit alles heeft geleid tot een grondige verandering van de wetenschappelijke mentaliteit; de meeste discussies over maatschappelijke effecten van nieuwe technologieën worden juist aangezwengeld door de betrokken onderzoekers zelf. Zoals bij nanotechnologie. Dus, om terug te komen op ons onderwerp: het heeft wel degelijk betekenis dat biotechnologische onderzoekers veel minder problemen zien in genetisch veranderd voedsel dan het grote publiek. En dat is temeer van belang doordat het publiek juist door hun eigen belangenorganisaties niet goed wordt voorgelicht, zoals we in ons eerste artikel zagen.
‘Als wij dit toegeven, zinkt de grond onder onze voeten weg’
We moeten daarom terug naar de eerste vraag, de vraag waarop de tegenstanders ons nauwelijks antwoord geven: wat is er eigenlijk tegen genetische manipulatie? Dat wij daarmee ingrijpen in het genoom van planten en dieren, en daardoor genetisch veranderd voedsel in onze mond krijgen? Neen toch? Sinds onheuglijke tijden heeft de mens ingegrepen in het genoom van onze gewassen en landbouwhuisdieren en daardoor ‘veranderde genen’ in de mond gekregen. Waren die ingrepen ‘natuurlijk’? De huidige kip staat mijlenver af van de oorspronkelijke bosvogel. Ons graan nog verder van de oorspronkelijke berggrassen. Met de aardappel wordt tot de dag van vandaag hevig gekruist, wat net als in de vorige voorbeelden neerkomt op ingrijpen in het genoom van de plant. Nieuwe genen krijgen wij om de haverklap binnen. Sterker nog: in de natuur wisselen planten en dieren ook voortdurend genen uit, en er ontstaan voortdurend nieuwe genen door spontane mutaties. De nieuwe dimensie aangedragen door genetische manipulatie is dat wij de veranderingen in gewassen en dieren nu veel preciezer en sneller kunnen aanbrengen dan vroeger. Goedkoper, en met minder neveneffecten. Hallo Greenpeace, heeft u bezwaar tegen precisie? Op dit punt aangekomen werpen veel gewetensbezwaarden tegen dat deze technologie ook voor heel erge dingen kan worden gebruikt, zoals het veranderen van het DNA van de mens. Dat is waar; maar zij zien dan over het hoofd dat met dit argument de discussie niet meer gaat over de technologie als zodanig, maar over zijn toepassingen: elke technologie kan voor heel erge dingen worden gebruikt. Toch wordt in veel discussies juist deze positie met kracht ingenomen: als tegenstanders van genetisch gemodificeerd voedsel op dit punt zouden toegeven, zou hun principiële argument in rook opgaan. (Misschien is dit eigenlijk een andere manier om te zeggen dat het gaat om een emotionele, eerder dan een rationele strijd).
Strikt genomen hebben we het nu nog alleen gehad over cisgenese: het inbrengen in planten en dieren van genen afkomstig van de eigen soort – dat komt immers overeen met de vanouds beoefende soortveredeling door kruising. Gezien de patstelling over genetisch gemodificeerd voedsel, althans in Europa, pleiten veel onderzoekers ervoor, dan tenminste de cisgenese te vrijwaren van alle belemmeringen. Niet dat dat pleidooi tot nu toe veel succes heeft gehad. Mensen met principiële bezwaren wijzen elke vorm van genetische modificatie af, en tot nu toe met succes. Maar juist vanuit principieel oogpunt is er helemaal niets in te brengen tegen cisgenese, behalve dan dat ‘deze technologie ook voor heel erge dingen kan worden gebruikt’. Kan het denkende deel van de oppositie dan tenminste nog eens opnieuw denken?
Transgenese is ook een natuurlijk verschijnsel
Veel principiëler bezwaren kunnen worden ingebracht tegen transgenese, waarbij genen van de éne soort worden overgebracht op een andere. Hier is hét voorbeeld van genetisch veranderd voedsel de gouden rijst, een rijstvariëteit die bètacaroteen (of provitamine-A) in de rijstkorrel aanmaakt, gestuurd door drie genen die van andere organismen (waaronder een bacterie) afkomstig zijn. Inderdaad krijgt iedereen die gouden rijst eet, deze genen binnen. Dat bezwaar moet worden afgewogen tegen de effecten: naar schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie lijden ca. 250 miljoen mensen aan vitamine-A gebrek. Per jaar wordt een kwart tot een half miljoen kinderen daardoor blind, waarvan de helft snel sterft. Deze effecten worden eerder veroorzaakt door een eenzijdig dieet dan door het ontbreken van gouden rijst – maar toch kunnen ze vrij eenvoudig worden verholpen door gouden rijst toe te staan. Het zijn zulke effecten (samen met de onvindbaarheid van ook maar enig schadelijk gevolg van genetisch veranderd voedsel) die Hans Tramper hebben geleid tot de uitspraak dat het ‘moreel onverantwoord’ is, genetische manipulatie niet toe te staan. Het verzet tegen gouden rijst kalft trouwens af. In 2016 publiceerden 107 Nobelprijswinnaars een open brief aan Greenpeace met het verzoek, hun verzet tegen gouden rijst (en tegen genetisch veranderd voedsel in het algemeen) te staken. Overigens zonder succes.
Als ergens het bezwaar hout snijdt dat de mens met genetische manipulatie ‘voor God speelt’, dan wel bij transgenese. En toch zijn er de laatste jaren bewijzen voor gekomen dat ook transgenese een natuurlijk proces is: ook in de natuur worden genen uitgewisseld tussen totaal verschillende soorten. Met andere woorden: ook voor transgenese zou het onwaar zijn dat genetisch onderzoekers ‘genen manipuleren op manieren die niet in de natuur voorkomen’ (het ultieme bezwaar van Greenpeace). Cassave bijvoorbeeld, het basisvoedsel voor veel Afrikanen, is ooit eetbaar geworden doordat deze in de loop van zijn evolutie genen heeft opgenomen van de bodembacterie Agrobacter. En waarschijnlijk zijn de energiecentrales van onze eigen cellen, de mitochondriën, ooit bacteriën geweest die door onze verre voorouders zijn ingevangen. Uiteindelijk bestaat daarom het ‘onnatuurlijke’ van de genetische manipulatie niet. Onderzoekers kunnen alleen genen veranderen door natuurlijke processen op slimme manieren te gebruiken. Het meest krachtige mechanisme bijvoorbeeld waarmee onderzoekers nu genen manipuleren, de CRISPR-Cas9 technologie, is gewoon gekopieerd van de manier waarop bacteriën zich verweren tegen virussen. Genetische manipulatie is niets anders dan het laten werken van de natuur voor ons – de basis van alle technologie. De ‘onnatuurlijkheid’ die Greenpeace de genetische onderzoekers verwijt, bestaat helemaal niet. Beter gezegd: hun methoden zijn niet meer of minder natuurlijk dan de processen waarmee de mensheid grassen tot granen heeft opgekweekt, door eeuwenlange selectie.
Ratio en emotie rond genetisch veranderd voedsel
Het is altijd de vraag of zo’n rationeel betoog effect heeft op mensen die genetisch veranderd voedsel in de eerste plaats afwijzen op emotionele gronden. Misschien toch wel – het is niet alleen een betoog maar ook een kort verslag van mijn eigen reis van afwijzing naar welwillende beschouwing. Deze inzichten maken de weg vrij voor het behandelen van problemen met de gentechnologie zoals die door onderzoekers zelf worden beleefd. Zoals eerder gezegd, de echt kritische geluiden kunnen we daar vinden. Hopelijk dringen deze door tot de publieke discussie. Want zonder gerichte en goedgeïnformeerde publieke opinie zullen projecten als gene drives onkritisch door blijven gaan. Verzet tegen élke genetische manipulatie zal hier niet voldoende zijn. Om werkelijk effect te hebben zullen Greenpeace en Friends of the Earth onderscheid moeten gaan maken tussen schadelijke en onschadelijke genetische projecten.