Technologie, geen bedreiging meer

Wat een nieuw gezicht laat de technologie ons tegenwoordig zien, in vergelijking met vijftig jaar geleden. Vroeger vormden grootschalige energie-intensieve processen het toppunt van technologie, met veel bijkomende schade die achteraf blijmoedig werd opgeruimd (het hoorde erbij). Tegenwoordig grijpen we op steeds kleiner, tot op moleculair niveau, in levensprocessen in, en proberen we elke ingreep zo precies mogelijk uit te voeren om bijkomende schade bij voorbaat zoveel mogelijk te voorkomen. Waardoor technologie van bedreiging tot weldoener is geworden.

Het Faustiaanse gezicht van technologie
Vijftig jaar geleden had de technologie een Faustiaans gezicht. Het toppunt van technologie, de kernenergie, had direct als keerzijde de A- en de H-bom. Het was duidelijk: voor de voortuitgang had de mens (Faust) zijn ziel verkocht. De technologie had ook Faustiaanse voorvechters, zoals Edward Teller, de vader van de waterstofbom, en Wolf Häfele, directeur van het internationale instituut IIASA, beiden niet voor niets kernfysici. Nederland had Jaap Kistemaker, die het proces van uraniumverrijkingsfabriek Urenco ontwikkelde. Van tijd tot tijd spraken deze alfamannen de mensheid bars toe om hen te doordringen van het onontkoombare en heilzame project van technologische ontwikkeling.

In die tijd was men ervan overtuigd dat er één ontwikkelingsrichting was van de technologie: de koers die werd gevolgd naar hoogenergetische processen en schaalvergroting. De elektriciteitsvoorziening was een paradepaard. In 1950 was de grootste elektriciteitscentrale nog 50 MW (al wel 1.000 keer zo groot als in 1910), in 1965 was dit getal al gegroeid tot 600 MW, en in de jaren ’70 werden kerncentrales gepland van 1.200 MW. Het nieuwe was altijd groter en kapitaalsintensiever dan het oude. Deze ontwikkelingsrichting ter discussie stellen, zoals de milieubeweging ging doen in de jaren ’70, stond voor veel toonaangevende onderzoekers gelijk aan een terugkeer naar het stenen tijdperk. Maar intussen danste de vooruitgang op de vulkaan van de apocalyps. Voor het eerst kreeg de algehele ondergang een concrete voorstelling: die van de atoomoorlog, in beelden als de laatste overlevenden (On the beach, roman en film) of de dolgedraaide wetenschapper die alle beveiligingsmechanismen omzeilt (Dr. Strangelove, gespeeld door Peter Sellers).

De zachte krachten winnen
Hoe anders staat de technologie er nu voor. In belangrijke economische sectoren (automotive, chemie, energievoorziening) is energie- en materiaalbesparing het hoofddoel geworden van R&D. Schaalverkleining, vroeger belachelijk gemaakt, blijkt in vele opzichten voordeel te hebben. Technologisch en economisch voordeel in de vorm van beter energie- en materiaalrendement, sociaal voordeel door grotere saamhorigheid. Miniaturisatie heeft een revolutie ontketend in onze blik op de toppunten van technologisch kunnen, bijvoorbeeld in de ICT, en nog radicaler door de ontwikkeling van de nanotechnologie. Materiaaleigenschappen die men vroeger alleen met harde, energie-intensieve middelen wist te bereiken, blijken nu door de toevoeging van nanodeeltjes met een fractie van de vroege inspanning tot stand te komen.

Het meest spectaculair zijn misschien wel de ontwikkelingen in de chemie. Vijftig jaar geleden vast in handen van de petrochemie met zijn hoge temperaturen en drukken en schadelijke oplosmiddelen – nu in snel tempo het domein van biotechnologen die naar alle maatstaven (energie- en grondstoffengebruik, giftige hulpstoffen, hoeveelheid en giftigheid van het afval, footprint) de bijkomende schade sterk beperken. Terwijl chemici vroeger veel geweld gebruikten om hun doeleinden te bereiken, gaat de huidige ontwikkelingsrichting naar de minimale ingreep om het gewenste effect te behalen.

Het publiek weet het nog niet
De conclusie zou kunnen zijn: de technologie gaat onze grote duurzaamheidsproblemen oplossen. Ja, dat zou kunnen. Maar er zijn twee grote obstakels: de belangen van hen die geen deel hebben aan de zachte technologische revolutie, en de onwetendheid van het publiek. Samen bewerkstelligen zij dat overheden volstrekt onvoldoende springen op de zegekar van deze revolutie.

Technologie, zou men denken, zou toch midden in de belangstelling moeten staan van al die mensen die zo enthousiast duurzaamheid omarmen. Maar het tegendeel is het geval. Europa wordt al tientallen jaren geplaagd door een negatief technologiebeeld, wat vooral tot uitdrukking komt in lage aantallen studenten die kiezen voor een technologische studie. Met het kiezen van een sociaalwetenschappelijke studie zou je meer voor de mensheid kunnen betekenen, of platter, technologie is niet sexy. Publiek, word wakker – maar het zou nog wel even kunnen duren voordat deze oproep wordt gehoord.

En toch blijft Faust bij ons
Maar Faust definitief buiten sluiten, dat gaat niet lukken. De technologie waarmee we de vruchtbaarheid van de akker kunnen verhogen kan misschien ook worden gebruikt om de akkers van de vijand onvruchtbaar te maken. De bacteriën die wij in biotechnologische reactorvaten precies het door ons gewenste werk laten doen, kunnen misschien ook ziekteverwekkers worden of gebruikt worden voor het maken van toxinen. Kennis blijft een tweesnijdend zwaard. Maar zo scherp als de tegenstellingen tussen de ‘hoge’ en de ‘lage’ toepassing van kennis vijftig jaar geleden waren, zullen zij voorlopig niet meer worden.