Over het morele oordeel: geen voedsel in de tank

Oxfam Novib, de grote ontwikkelingsorganisatie, is begonnen aan een grote publiekscampagne: geen voedsel in de tank. Dit is een moreel standpunt, loffelijk maar volkomen onpraktisch.

We beginnen bij braakliggend land. In Europa ligt volgens de jongste gegevens 6-7 miljoen hectare braak om overproductie van voedsel in de EU tegen te gaan, ongeveer even veel als al het land waarop biobrandstoffen worden verbouwd voor de Europese markt. De Europese Commissie betaalt boeren om dit land niet te bebouwen. Wat is erop tegen om daarop biobrandstoffen te verbouwen? Zou ook dat het ‘verbranden van voedsel’ betekenen, terwijl er geen voedsel wordt verdrongen?

De vraag is simpel, maar voor Oxfam Novib moeilijk. Daarom hebben we op onze vragen op dit punt ook geen antwoord gekregen. Zeggen ze: ook in dat geval zijn biobrandstoffen fout, dan zijn ze onredelijk. Zeggen ze: in dat geval zijn biobrandstoffen OK, dan kunnen ze hun standpunt geen voedsel in de tank niet meer volhouden. Ze moeten dan onderscheid gaan maken tussen ‘goede’ en ‘foute’ biobrandstoffen, wat ze nu proberen te vermijden, omdat dat moeilijker is uit te leggen.

Ik heb zelf gewerkt voor een maatschappelijke organisatie en weet hoe comfortabel het is om je te laten dragen door de morele verontwaardiging van het publiek. Daarom zoeken maatschappelijke organisaties altijd die hoek op. Zo doen ook de vakbonden het, en War Child, en Amerikaanse anti-abortusgroepen. Maar je moet wel op gewone vragen een gewoon antwoord kunnen geven.

De volgende vraag is dan: wat is er überhaupt op tegen om in Europa en voor Europees gebruik gewassen voor biobrandstoffen te telen zo lang dit de voedselvoorziening niet in de weg zit? Zoals door gebruik te maken van hogere gewasopbrengsten? Waarbij we kunnen bedenken dat Europa juist steeds heeft gekampt met voedseloverschotten. De bezwaren van Oxfam Novib hebben uitsluitend betrekking op wat er in ontwikkelingslanden gebeurt. Met als hoofdproblemen grootschalige landaankopen en land use change (direct of indirect), waarbij de invloed van Europa tot nu toe klein is geweest. Zijn er ook andere middelen dan het stoppen met biobrandstoffen om deze effecten tegen te gaan? Bijvoorbeeld certificering? En als de bestaande certificering tekort schiet, zoals Oxfam Novib aanvoert, waarom dan niet aangesloten bij de strijd van maatschappelijke organisaties voor verbetering hiervan?

Laat ik een ander voorbeeld geven. In Noord-Nederland worden veel fabrieksaardappelen geteeld. Hun zetmeel wordt voor een deel verwerkt in voedingsmiddelen (bijvoorbeeld als bindmiddel in zacht snoep). Maar een groot deel wordt industrieel toegepast: ter verbetering van de kwaliteit van papier, als bindmiddel in stucwerk, als lijm, als toeslagstof voor garens. Dit zijn geheel geaccepteerde praktijken. Natuurlijk suggereer ik niet aan Oxfam Novib om actie te gaan voeren tegen producenten van aardappelzetmeel. Ik bedoel juist te zeggen dat het morele goed/fout-schema niet opgaat voor industriële toepassing van voedingsmiddelen. Niet voor aardappelzetmeel. En ook niet voor biobrandstoffen.

Dat inzicht maakt de weg vrij voor een bijdrage van maatschappelijke organisaties aan de ontwikkeling van praktisch beleid. Zij willen duurzaamheid – en onze wereld is steeds meer bereid om die na te streven. Daarmee verandert hun rol, van critici van de gevestigde orde in ontwikkelaars van innovatief beleid. Ontwikkelingslanden, maatschappelijke organisaties, industrieën en industrielanden hebben daarin allemaal een taak. Ze kunnen samen concrete Good Management Practices vaststellen waar iedereen in principe aan zou moeten voldoen. Dát gaat pas verschil maken.