Industrieel gebruik van biomassa: nieuwe criteria nodig

Biomassa gebruiken voor chemicaliën en biobrandstoffen? De food/fuel discussie is zeer gepolariseerd. Maar sommigen proberen een uitweg te vinden uit deze problemen. Industrieel gebruik van biomassa van de eerste generatie (eetbaar) kan soms de beste keuze zijn, zeggen zij – mits de productiviteit hoog is en de hele oogst wordt gebruikt. Tweede generatie grondstoffen (lignocellulose) kunnen soms meer kwaad dan goed doen, omdat deze inflexibel beslag leggen op land voor voedselproductie; en de productiviteit kan veel lager zijn. Voorstanders van deze gedachten vinden dat we geheel nieuwe beleidscriteria moeten ontwikkelen voor het gebruik van biomassa.

Productieve gewassen van de eerste generatie
Vooral het Duitse nova Institut verwoordt deze ideeën; vorige maand publiceerde het instituut een indrukwekkend stuk, getiteld  ‘Food or non-food – which agricultural feedstocks are best for industrial uses?’ De centrale stelling van nova is dat ‘industrieel gebruik van biomassa in het algemeen mogelijk moet zijn; de vraag waarom het gaat is de duurzaamheid en efficiëntie van de productie van de groene grondstof.’ De vraag is niet of een grondstof gebruikt had kunnen worden voor voeding of niet, maar hoe wij vruchtbaar land zo efficiënt mogelijk kunnen benutten. Sommige gewassen, vooral suikerbiet en suikerriet, zijn zo productief dat zij misschien maar de helft van het land nodig hebben, vergeleken met tweede generatie gewassen. En nova wijst erop dat industrieel gebruikte eerste generatie gewassen veel bijproducten hebben, vooral eiwitten waaraan op wereldschaal een tekort is, geschikt voor voeding en veevoer; deze worden ook al gebruikt. Tenslotte zegt nova dat tweede generatie technologieën nog niet rijp zijn, dat ze nog geen hoge opbrengsten hebben, en dat er grote investeringen voor nodig zijn. Het huidige EU-beleid, eenzijdig gericht op stimulering van tweede generatie grondstoffen, zit er daarom flink naast.

Het belang van flexibiliteit
Nova voegt hier nog gedachten over crisismanagement aan toe, die lijken op gedachten van Alle Bruggink. Als het industrieel gebruik van eetbare grondstoffen toeneemt, kan dit helpen bij het bestrijden van voedselcrises, als dit gebruik flexibel is. ‘Als er een voedselcrisis uitbreekt,’ schrijft nova, ‘kan onmiddellijk bijvoorbeeld suikerriet (Brazilië) of maïs (VS) naar de voedsel- en veevoermarkt worden omgeleid…. Dit is al voorgekomen in Brazilië in 2011 door een flexibel bioethanol quotum … dat kan worden gebruikt om de prijs van voedsel en veevoer te stabiliseren. Een vast quotum echter, zoals in de EU en de VS, werkt eerder destabiliserend op marktprijzen.’ En bovendien: ‘houtachtige biomassa kan alleen de industrie voeden, zelf bij een voedselcrisis.’

Het belang van flexibiliteit, maar nu aan de productiekant, wordt ook benadrukt door Hans Langeveld in zijn reactie op het artikel van Alle Bruggink. Hij pleit voor ‘meer flexibiliteit in de teelt van de grondstoffen voor voedsel en andere toepassingen. Veel teeltbeslissingen worden maar één keer per jaar genomen. Stimuleren van kortgroeiende teelten kan gebruikt worden om de ergste fluctuaties op te vangen … bijvoorbeeld soja/koolzaad na wintertarwe in gematigde gebieden, maïs als tweede teelt in Brazilië.’

En aan de andere kant van het spectrum lijkt Oxfam Novib, dat vorig jaar nog een stevige campagne voerde tegen biobrandstoffen, nu bereid zijn standpunt te matigen en te willen nadenken over gecombineerde teelt van voeding en energie. Er zijn argumenten voor herziening van het beleid, en het momentum ervoor lijkt toe te nemen.

Energie als bijproduct
Maar zouden biobrandstoffen (in tegenstelling tot biochemicaliën) nog wel een hoeksteen moeten zijn van klimaatbeleid? Gezien de grote vraag ernaar, en het enorme beslag dat zij zullen leggen op landbouwgrond? Gezien het veel hogere rendement van zonne-energie (PV) per hectare? Nova pleit sterk voor een level playing field tussen industrieel en energetisch gebruik van biomassa. ‘Als biomassa wordt gebruikt voor tastbare producten, geeft dit veel meer omzet, toegevoegde waarde en werkgelegenheid per ton (en ook per hectare) gerekend over de hele waardeketen…. Door hun hogere toegevoegde waarde hebben materialen en producten gemaakt uit groene grondstoffen veel minder subsidies nodig – of zelfs helemaal geen subsidies, als de marktverstoring door de eenzijdige steun aan bio-energie en biobrandstoffen wordt weggehaald.’ Als we voorrang geven aan productie van chemicaliën en materialen uit biomassa (en energie behandelen als een nevenproduct), zal dit de spanning tussen food en fuel verder verminderen. Industrieel gebruik van biomassa zal veel lager zijn. En naarmate andere energiebronnen beschikbaar komen, kunnen we het nog resterende beslag op biomassa voor energieproductie verder verkleinen.

‘Natuurlijk moet biomassa allereerst worden gebruikt voor voeding, bij een groeiende wereldbevolking,’ zegt nova Institut. Vanwege die voorrang zullen we braak gelegd land opnieuw in gebruik moeten nemen. En investeringen in de landbouw moeten worden gestimuleerd, omdat de productiviteit van de grond in vele landen nog steeds vele malen hoger kan. En bij toenemende productiviteit kan industrieel gebruik van biomassa misschien in een heel ander licht komen te staan. Meer dan genoeg redenen om het Europese beleid nog eens kritisch te bezien.