Hoe komt het toch dat zoveel mensen in onze samenleving zich underdog voelen? zo vroeg ik me aan het eind van mijn vorige column af. Immigranten, tot in de derde generatie, die zich niet opgenomen voelen in de samenleving. De voorstanders van duurzaamheid, die zich al sinds de tijd van de milieubeweging beschouwen als strijdend tegen een overmacht. Extreem rechts, dat zich met de nek aangekeken voelt. Veel bewoners van volkswijken, die zien dat ‘de hoge heren toch altijd hun eigen zin doen’. We kunnen de lijst moeiteloos aanvullen. Iedereen underdog. Maar waarom?
Underdogpositie van de milieubeweging
Misschien kan ik het beste beginnen met mijn persoonlijke ervaringen. In de jaren ’70 van de vorige eeuw kwam ik terecht in de milieubeweging. Deze was onderdeel van de toenmalige tegencultuur, het verzet tegen de maatschappij waarin alles geregeld was. Na de Tweede Wereldoorlog was conflictvermijding overheersend geworden in elk land van West-Europa. In de jaren ’60 en ’70 brak de jeugd uit deze omknelling, het begin van de tegencultuur. Dit culturele kader was net zo bepalend voor de mentaliteit van de milieubeweging als het verzet tegen aantasting van de natuur en tegen bedreigingen van de gezondheid. Het ‘frame’ (zoals dat tegenwoordig heet) was: ‘de economie ligt op ramkoers met een leefbare toekomst, en als wij ons niet verzetten gebeuren er onvoorstelbare ongelukken’. De underdogpositie. Verzet als innerlijke en menslievende plicht. Sommigen voelden dat extreem, mensen die het Rapport van Club van Rome letterlijk namen en vreesden voor de ondergang van de wereld in tien jaar tijd. En hoewel de jaren ’70 in extreme mate processen van in- en uitsluiting kenden, en maatschappelijke scheidslijnen daardoor heel scherp waren, waren er ook mensen binnen de conflictmijdende elite die het milieustandpunt innamen, en zorgden voor een geleidelijke bijsturing. Ik zeg ‘geleidelijk’, maar achteraf beschouwd ging die bijsturing wonderlijk snel – de boodschap bleek niet alleen alarmerend, maar ook goed gefundeerd. En technologisch bleken wij veel milieuvriendelijker te kunnen werken dan altijd werd gedacht.
Kunnen we hierin elementen van het frame zien waarin nu iedereen underdog wordt? We zien ten eerste een als ondoordringbaar beleefd machtsplafond. ‘Hoge heren’ die de koers van de samenleving bepalen. Ten tweede ook een psychologische underdogpositie, van mensen die in hun eigen beleving niet door dit plafond heen komen. Ten derde de collectieve ervaring (hoe die dan ook tot ons komt) van nieuwe kansen, van een technologische of sociale ruimte waaraan de bestaande praktijk geen recht doet. Die tegenspraak tussen realiteit en kans wordt op vele manieren verwoord, in uiteenlopende maatschappelijke rollen: van onbuigzame radicaal tot ‘change agent’ in een systeem dat uiteindelijk niet zo ondoordringbaar blijkt.
De individualistische samenleving
Dat nu iedereen underdog schijnt te zijn, komt misschien wel doordat mensen zich veel méér dan vroeger vereenzelvigen met een maatschappelijke identiteit. ‘Zwart’, ‘vrouw’, ‘transgender’, ‘Moslim’, ‘immigrant’, ‘bezorgd over het klimaat’, ‘bezorgd over immigratie en verlies van identiteit’, ‘homoseksueel’, ‘gehandicapt’ (hoewel, die laatste hoor je niet zo veel). In veel gevallen is deze identiteit meer bewust gekozen, dan objectief bepaald door de maatschappelijke positie. Dat klinkt vreemd, want men wordt zwart of vrouw geboren, en tot Moslim worden de meeste Moslims al vanaf hun vroege jeugd opgevoed – maar dat men dít aspect van de veelvormige identiteit maakt tot inzet van maatschappelijke strijd is wel degelijk een keuze. Ik zie hierin dan ook een gevolg van een extreme individualisering, waarbij mensen ‘zelfstandig’ hun identiteit kunnen kiezen – en waar nodig tot inzet maken van maatschappelijke strijd. Paradoxaal genoeg zou het aannemen van een groepsidentiteit dan het gevolg zijn van een individuele keuze. We kunnen een parallel zien met de Reformatie: toen kwam de individuele verhouding tot God in de plaats van een collectieve beleving; en kwamen tegenover de éne Roomse kerk vele kerken te staan. In die zin is onze maatschappij, met zijn proliferatie van ‘identiteiten’, in vijftig jaar tijd snel ‘protestantser’ geworden.
Dat ‘Protestantse’ individualisme kan ook aangeven waarom mensen minder snel genoegen nemen met compromissen – met als gevolg dat iedereen underdog wordt. In maatschappelijke kwesties voeren groepen strijd vanuit belangen; individuen meestal vanuit principes. In mijn milieutijd hielden wij elkaar vast vanuit principes – onderhandelingen met de onvermijdelijke compromissen waren verdacht. Dat kwam voort uit de perceptie van een in zichzelf gekeerd en sterk ‘systeem’ en bevestigde deze nog eens. Terwijl succes voor een maatschappelijke beweging nu juist voortkomt uit vele met elkaar verbonden elementen: enerzijds radicale en nogal compromisloze voorvechters, anderzijds compromisbereide mensen binnen het maatschappelijke systeem, pleitbezorgers die opereren vanuit een perceptie van sociale of technologische ruimte. En alle gradaties daar tussenin.
Iedereen underdog
Kan het nu zijn dat zich iedereen underdog voelt doordat dit maatschappelijke mechanisme is verstoord? Doordat het compromis in diskrediet is geraakt? Doordat de ‘vertegenwoordiging’ niet meer functioneert in een hyper-individualistische samenleving? (Theodor Adorno schreef in zijn Minima Moralia al: laat je niet vertegenwoordigen) Zodat de radicale voorvechters zich niet meer herkennen in degenen die zich als ‘vertegenwoordiger’ opwerpen? De spanning tussen voetvolk en vertegenwoordigers is al heel oud, heeft bijvoorbeeld altijd de socialistische beweging geplaagd, maar schijnt nu wel tot een breekpunt te zijn gekomen. Vertegenwoordigers kunnen principes niet anders verwoorden dan als belangen, waarmee zij richting kunnen geven aan maatschappelijke veranderingen. Maar vanuit een ‘protestantse’ beleving van keuzes is dit precies waartegen de voorvechters van de zelfgekozen identiteit zich verzetten. Principes mogen niet worden verkwanseld! Met als gevolg dat langzamerhand iedereen vecht tegen een ondoordringbaar systeem en dat iedereen underdog wordt – waardoor het volume van het maatschappelijke debat voortdurend toeneemt.
En toch – ik ervaar de verharding van het maatschappelijke debat wel degelijk ook als gevolg van een verharding van de maatschappij zelf. Als gevolg van schaamteloos egoïsme bij rijken en machtigen, in combinatie met een geleidelijk desintegrerende samenleving. De Westerse wereld is niet meer een maatschappij van ongekende mogelijkheden, maar een maatschappij aan het einde van zijn ontwikkelingslijn, ‘in verval’, zoals een eeuw geleden al geprofeteerd door een cultuurpessimist als Oswald Spengler. Banken worden belangrijker dan ondernemers, in de economie krijgt risicomijdend gedrag de overhand, innovatie wordt tegengewerkt door bureaucratie. Misschien is dat onvermijdelijk, zoals in Nederland de risicomijdende 18e eeuw volgde op de ondernemende Gouden Eeuw. Maar het gevolg is wel dat iedereen op zichzelf wordt teruggeworpen – mensen kunnen zich geen deel meer voelen van een overtuigend collectief verhaal. Zodat individualisme de overhand krijgt. Zich uitend in schaamteloos egoïsme; of in de onontkoombare beleving, underdog te zijn. Iedereen underdog? Ik zie nog niet hoe wij dat te boven kunnen komen.