Misverstand: Wilders beter willen begrijpen

In een artikel van 31 december 2010 probeert Bas Heijne in NRC Handelsblad populisten als Sarah Palin beter te begrijpen. Heijne vindt kort gezegd dat ze het falen van de Verlichting bloot leggen. Maar waarom zitten er geen praktische consequenties aan zijn lange artikel? Waarom geen idee van wat wij van Wilders en Palin kunnen leren? Schiet de analyse soms tekort?

Bas Heijne is de meest interessante Nederlandse columnist van nu. Hij heeft al eerder goede stukken over het populisme geschreven. Maar hier maakt hij de oude fout van intellectuelen: hij denkt ‘kennis is macht’ – dus wil je Palin of Wilders beheersen, dan moet je hen begrijpen. Volgens mij moeten we juist niet Palin of Wilders onderzoeken, maar de Verlichting waartegen beiden zich afzetten, en wat wij ervan gemaakt hebben, de ‘weldenkende gemeenschap’ die Heijne opvoert.

De Verlichting is ontstaan in de 18e eeuw en gaat uit van de vrijheid en gelijkheid van alle mensen; hij stelt dat de wereld op basis daarvan naar rationele maatstaven moet worden ingericht. De grondlegger van de moderne democratie, Jean-Jacques Rousseau, trekt een rechte lijn van ‘vrijheid en gelijkheid’ naar ‘stemrecht’. De democratie is de staatsvorm waarin burgers geen soeverein boven zich erkennen omdat ze elk zelf soeverein zijn. De macht ligt bij de ‘demos’, het volk.

Wat hebben wij daarvan gemaakt? Er is een groot verschil tussen de gemeenschap van soevereine burgers bij Rousseau en de democratie van nu. De kern van Rousseaus betoog is niet dat iedereen iets mag vinden en daarmee de staatszaken bepalen, maar dat stemrecht voortkomt uit verantwoordelijkheid: de verantwoordelijkheid om het algemeen belang te dienen. Het recht is dus de keerzijde van een plicht, zoals eigenlijk altijd. Die plicht is, in moderne termen, de deelname aan het politieke debat, waarin de deelnemers de algemene geldigheid van standpunten onderzoeken. Waarin dus de vraag centraal staat: wil jij, mijn opponent in het debat, voor je rekening nemen dat de regel die je net hebt geformuleerd, algemeen gaat gelden voor alle burgers, dus ook voor jezelf en je naasten? Als je vindt dat straatschoffies hard moeten worden aangepakt, vind je dat ook wanneer het je eigen kinderen betreft? En als je de éne religie wilt beperken, accepteer je ook mogelijke grenzen aan je eigen godsdienstvrijheid?

Maar in onze tijd is democratie eerder een vierjaarlijkse populariteitstest waarbij de inhoud op de achtergrond staat. Waarin de éne mening net zo veel waard is als de andere. Waarin politici niet geïnteresseerd zijn in hun kiezers, zo lang ze maar op hen stemmen. Met als consequentie dat stemmers ook niet geïnteresseerd zijn in hun politici. De erfgenamen van de Verlichting hebben hun idealen op een vreselijke manier laten versloffen.

Er is nog een groot verschil met de tijd van Rousseau: in onze tijd wordt de politiek beheerst door de bureaucratie. Niet alleen de politiek lijdt daaraan, ook de gezondheidszorg, de sociale zekerheid, het onderwijs. De wereld wordt geregeerd door de abstracties van de bureaucratie. Functionarissen bij instellingen en ministeries spreken instellings, een taal speciaal ontworpen om gewone burgers af te schrikken, vol zorgprofielen, zij-instroming en norminkomens. Politici die instellings spreken met hun kiezers, omdat ze niet de moed of het inzicht hebben om daar bovenuit te stijgen en duidelijk te zijn voor hun toehoorders, vermoorden de politiek.

Totdat er een Fortuyn opstaat die in heldere taal zegt dat de onderwijzer weer voor de klas moet staan en de verpleegster weer aan het bed. Dan blijken de afhakers ineens heel goed weten waarom ze zijn afgehaakt. Sterker, veel ‘weldenkenden’ begrijpen dan ook heel goed waarover het gaat.

Democratie kan alleen leven als politici werkelijk volksvertegenwoordiger zijn, dat wil zeggen: als ze opkomen voor hun achterban en geen slaaf zijn van de wereld van de bureaucratie. Maar daar staat tegenover dat politici niet alles klakkeloos van hun achterban hoeven aan te nemen. Niet elke mening is even veel waard. Politici kunnen hun kiezers ondervragen over hun democratische instelling, over hun bereidheid het algemeen belang voor ogen te hebben. Het politieke debat begint waar politici hun kiezers, en niet alleen elkaar kritisch benaderen. Zodat die kiezers munitie krijgen om ook met elkaar in debat te gaan.

Er is moed voor nodig om de politiek zo te revitaliseren. Als Bas Heijne in zijn pogingen om Wilders of Palin te begrijpen, blootlegt dat er veel mythische en symbolische elementen zitten in het populisme, dreigt hij de consequentie te trekken dat ook wij de politiek weer moeten vullen met mythen. Maar precies daar blijkt het tekort van zijn aanpak. We hoeven niet kritisch te kijken naar boerka’s omdat een lokale populist dat een goed symbolisch punt vindt voor profilering. Wat ons te doen staat is het heruitvinden van de democratie door het politieke debat weer tot leven te wekken.