Wij maken ons te dik

De rage ‘wij moeten een eind maken aan obesitas’ begint onaangenaam te worden voor dikke mensen. Zij kunnen worden uitgescholden op straat, afgewezen bij sollicitaties, of van dokters te horen krijgen dat zij eerst moeten afvallen voordat zij kunnen worden geholpen.

Eerst in het hoofd, nu in het hart
De anti-dik mode is één van die gevallen waarin ideeën in de hoofden van beleidsmakers zich verbreiden naar grote groepen mensen – en dan niet alleen naar de hoofden maar ook naar de harten. Komt vaak voor trouwens. Een van de beste voorbeelden is dat vrouwen de industriële productie overnamen in de Tweede Wereldoorlog, in het Verenigd Koninkrijk en de VS; uit noodzaak, en omdat de regeringen het wilden, maar wel met hart en ziel. Met omschakeling in korte tijd. Ondersteund door de massamedia van die tijd: posters en songs. Het Verenigd Koninkrijk had dat trouwens al een keer eerder meegemaakt, in de Eerste Wereldoorlog. Na de oorlogen mochten de vrouwen weer terug achter het aanrecht, dat ging veel minder van harte.

De anti-dik gedachte kwam op dezelfde manier op bij beleidsmakers: bij artsen en onderzoekers die in de statistiek hadden gezien dat zware mensen veel meer kans hebben op hart- en vaatziekten. Tegelijkertijd maakten zij zich zorgen over de steeds maar stijgende ziektekosten; hieruit volgde dus logisch dat dik worden moest worden afgeremd. Zo’n tien jaar geleden kon je dit deskundigen steeds vaker horen zeggen. Hun mening is nu wijd verbreid en bovendien van de ratio overgegaan op het gevoel. Zij kunnen nu hun successen vieren; tenminste afgemeten aan het aantal dikke mensen dat bij sollicitaties wordt afgewezen, helaas niet in het voorkómen van obesitas.

Onderop de apenrots
Mensen zijn vaak laf; als zij zich veilig voelen met hun mening en denken niet afgestraft te worden als ze deze uitbazuinen, kunnen ze genadeloos zijn. Dikke mensen zijn naar onderen geduwd op de apenrots en moeten nu dus incasseren. Veel mensen associëren overgewicht nu met asociaal, onaangepast, laagopgeleid, en laten dat merken ook. Verhalen van mollige mensen in de krant en op TV getuigen daarvan. Zij zijn beslist ook ondervertegenwoordigd in dat zeer zichtbare massamedium, de televisie. De afwezigheid van gezette mensen dáár is een bevestiging van hun uitzonderlijkheid.

Dit gaat allemaal veel te ver, en de behandeling van dikke mensen begint een schandaal te worden. Ten eerste hebben sommige mensen een genetische aanleg tot dik worden; zij hoeven daar niet voor te worden afgestraft. Ten tweede kan overeten het gevolg zijn van persoonlijke tragiek, zoals liefdesverdriet; en kilo’s komen er bij veel mensen veel sneller aan dan zij er weer af gaan. Eenmaal dik, is de weg terug vaak bijzonder moeilijk. De buitenwacht heeft er vaak geen idee van, wat de vraag om af te vallen kan betekenen.

Statistieken zeggen niet alles
Ook de statistieken zeggen bij nader inzien veel minder dan wordt gesuggereerd. Ja, er is een statistisch verband tussen overgewicht en hart- en vaatziekten. Maar zeggen de statistieken ook dat wie dik is geweest en weer is afgevallen, nu weer dezelfde kleine kans op hart- en vaatziekten heeft als iemand die altijd slank is gebleven? Nooit gezien, maar als je afvallen verkondigt omwille van de volksgezondheid, is dit nu juist de enige statistiek die wetenschappelijke grond daarvoor zou leveren. Onderzoekers zouden ook wat kritischer moeten kijken naar de gezondheidseffecten van jojoën – dat is waar afvallen vaak op neerkomt. ‘Afvallen, geen probleem! Ik heb het al vaak gedaan!’ Het lichaam heeft vaak een eigen logica, een eigen streefgewicht, waarnaar het terugkeert wanneer het strenge regime is afgelopen. Meestal tot wanhoop van de slachtoffers. En statistici zouden ook kritische noten moeten kraken over het misbruik van hun vak. In tegenstelling tot wat veel mensen tegenwoordig denken, kunnen dikke mensen wel degelijk gezond zijn. Een erfelijke aanleg, nietwaar…? Artsen die standaard zeggen dat te dikke patiënten eerst moeten afvallen, misbruiken dus de statistiek. Ze stellen zich op als verzekeringsmaatschappij. Ze zouden altijd naar de individuele patiënt moeten kijken en de baat die deze zou hebben bij behandeling – ongeacht wat de over het paard getilde verzekeringsmaatschappijen daarover te zeggen zouden hebben.

Statistieken schieten op nóg een manier tekort. Zij zeggen niets over de oorzaken. Waardoor precies hebben te dikke mensen meer kans op hart- en vaatziekten? Is het hun overgewicht zelf, of is er een gemeenschappelijke oorzaak van het één en het ander? In dat laatste geval verminderen we niet de kans op de ziekte als we het overgewicht bestrijden. Is cholesterol de boosdoener? Hoe werkt die dan? En krijgen mensen die hoog in cholesterol zijn geweest, inderdaad minder vaak een hartaanval? Of is er ook hier een gemeenschappelijke achterliggende oorzaak die eerst opgespoord en bestreden moet worden?

De verleiders
Intussen wordt de bevolking voortdurend gebombardeerd met dik makende verleiders. Het zijn al lang niet meer alleen de spreekwoordelijke Marsen en spritsen. De schappen van supermarkten en schoolkantines liggen vol met zoetigheid. Veel kinderen zijn al verslaafd aan zoete calorieën. De campagnes daartegen, die snijden pas hout. Maar die zijn dan ook direct een stuk minder populair dan het aansprakelijk stellen van de buurvrouw voor haar misbruik van verzekeringsgeld. Persoonlijk vermoed ik dat de glucose-fructosestroop die tegenwoordig overal in wordt gestopt, een belangrijke rol speelt in het mechanisme van obesitas. Hoe dat dan werkt, geen idee – ik kijk alleen naar de enorme hoeveelheden frisdrank die worden geconsumeerd in het land waar de obesitas zo ongeveer is uitgevonden, de VS. Een vermoeden op grond van het verspreidingspatroon van de aandoening. Maar dáár iets aan doen, met de belangen die daar achter zitten – daarvoor zouden we ons eerst werkelijk dik moeten maken.