Integratie van minderheden: mag wel, moet niet

Wie moe is van de huidige discussie over integratie van minderheden zou nog eens de beschrijving moeten lezen die Elias Canetti geeft van de Bulgaarse stad Roestsjoek (het huidige Roese) rond 1910, in zijn autobiografie De behouden tong. Een stad met alle kenmerken van leven-en-laten-leven, de kunst die wij totaal verleerd zijn. Een vreedzame en dynamische mengelmoes die zich had ontwikkeld onder de paraplu van de Turkse Sultan.

‘Er leefden daar mensen van de meest uiteenlopende herkomst,’ schrijft Canetti op p.12, ‘op één dag kon je wel zeven of acht talen horen. Behalve de Bulgaren, die dikwijls van het platteland kwamen, waren er nog vele Turken’ (de Sultan was inmiddels met hulp van de Russen verdreven), ‘die in een eigen wijk woonden en aangrenzend lag de wijk der Spanjolen, de onze. Er waren Grieken, Albanezen, Armeniërs en zigeuners. Van de overzijde van de Donau kwamen Roemenen (…). Er waren, sporadisch, ook Russen.’ Zo’n uiterst diverse samenstelling van de bevolking was heel gebruikelijk in de handelscentra van het oude Ottomaanse rijk; onder de paraplu van de Sultan leefde men eeuwenlang vreedzaam naast elkaar. De aanwezigheid van de Spanjolen is nog het meest verbazingwekkend. Zij waren afstammelingen van Spaanse Joden, die in de 15e eeuw waren verdreven toen een tolerant moslimbewind (!) werd overwonnen door een zeer intolerant Rooms-Katholiek bewind (de Reconquista). Vierhonderd jaar hebben de voorouders van Canetti vreedzaam in Bulgarije gewoond; ze behielden daarbij hun geloof en zelfs hun taal. Deze was in die eeuwen erg weinig veranderd, zegt Canetti, ‘enkele Turkse woorden waren in hun taal opgenomen, maar zij waren als Turks te herkennen en men had er vrijwel altijd ook Spaanse woorden voor’ (p.13).

Integratie van minderheden is de huidige norm
Het contrast met nu kan niet groter zijn. De druk op immigranten om te assimileren is enorm; van hen wordt verwacht dat zij zo snel mogelijk de taal leren van het land van aankomst, ze moeten er tegenwoordig zelfs examen in doen. Zij mogen nauwelijks nog met één been staan in het land van herkomst; toen vele Turken (vooral van de tweede en derde generatie) in Rotterdam de straat op gingen om hun steun te betuigen aan Erdogan, na de staatsgreep van 15 juli 2016, vroegen vele media zich verbaasd af waar die aanhankelijkheid aan een verre en verderfelijke antidemocraat toch vandaan kwam. In Nederland werd de afgelopen jaren vaak de VS als voorbeeld genomen van geslaagde integratiepolitiek, waar de trouw aan de vlag en de heroïek rond het volkslied stevig worden ingestampt bij de nieuwkomers. Maar ook in de VS houden de meeste minderheden een band met het land van herkomst. Koreanen, Porto Ricanen, Cubanen. Ook de Italianen, vaak zeer geïntegreerd, koesteren nog altijd hun afkomst. Wat is er kortom mis met behoud van de eigen cultuur?

Alleen met een koppig conservatisme kunnen mensen in een vreemde omgeving hun taal en geloof vierhonderd jaar lang onveranderd bewaren. Geen sprake van integratie van minderheden. Het is ongelooflijk dat het Joodse volk nog steeds bestaat als identiteit, bijna tweeduizend jaar nadat de Romeinen Jeruzalem hebben verwoest en het volk uiteen gejaagd. Overleefd in jaren van uitstoting, en nog verwonderlijker: ook van acceptatie. Generatie op generatie moet hardnekkig de druk om te assimileren hebben weerstaan, het kan haast niet anders dan op basis van een uitermate orthodoxe geloofsbeleving. De tegenhanger van het huidige veelgekritiseerde salafisme.

Vreedzaam samenleven
Er hebben dus eeuwenlang samenlevingen bestaan waarin vreedzaam samenleven gebruik was, en integratie van minderheden niet noodzakelijk werd gevonden. Maar tegenwoordig overheerst het idee dat samenlevingen homogeen moeten zijn – een vorm van verzet tegen globalisering? Terwijl ontwikkeling en vernieuwing toch juist vaak voortkomen uit de botsing van culturen, bij vreemdelingen of immigranten die zich de dominante cultuur eigen maken. Kijk naar de enorme bijdrage die zich assimilerende Joden hebben gespeeld in de ontwikkeling van de Europese wetenschap en cultuur, na de Franse revolutie toen zij gelijkwaardige burgers werden. Net zo’n rol zouden de Turkse, Marokkaanse en Afrikaanse minderheden kunnen gaan spelen in het Europa van nu. Een groep niet-geassimileerde, introvert-orthodoxe vreemdelingen is een ware bron van potentiële cultuurvernieuwing.

Maar in de praktijk overheerst eerder de angst. De angst voor criminaliteit en terrorisme bij de meerderheid, de angst voor zondig liberalisme en materialisme bij de minderheid. Terwijl de enige echte dreiging is dat mensen liever vasthouden aan hun eigen ideeën ook voor anderen, dan uitgaan van vreedzame co-existentie.