Afspraken

‘Ik denk wel dat je je aan je afspraken moet houden’, zei de moeder tegen haar pakweg tienjarige zoon, terwijl wij elkaar voorbij liepen op de zondagse wandeling. Ik werd, flits!, een jaar of veertig teruggeworpen, naar een tijd waarin ouders anti-autoritair waren, en hun kinderen als in wezen gelijkwaardig behandelden. Die anti-autoritaire opvoeding heet te zijn afgewezen, maar kijk, de laatste jaren kom ik hem weer veel tegen, wat leidt tot onzekerheid bij ouders over hun opvoedende taak, en bij kinderen over wat zij van hun ouders kunnen verwachten.

Anti-autoritaire opvoeding geeft vreemde toestanden, want ouders en kinderen zijn principieel niet gelijkwaardig aan elkaar. Ouders voeden op, of zouden dat moeten doen, en dat doen ze op basis van levenservaring. Kinderen leren daarbij hoe de wereld in elkaar zit (in het beeld van de ouders uiteraard). In de loop van de jaren ontwikkelt deze verhouding een wederzijds karakter: ouders gaan ook van hun kinderen leren hoe de wereld in elkaar zit, wat begint bij moeizame pogingen tot begrip van de jongerencultuur. En ook dát proces, waarbij kinderen leermeesters worden, vindt plaats op basis van levenservaring. Maar het surplus aan levenservaring bij de ouders blijft nog lange tijd de verhouding kleuren.

Dit alles speelt zich af op wereldlijk niveau – op spiritueel niveau lijken mij kinderen wél principieel gelijkwaardig aan de ouders, waardoor het leren van de ouders net zo belangrijk is als het leren van de kinderen. En ook op dat vlak is veel te leren. Dan gaat het over levenslessen: stijfkoppen die leren het hoofd te buigen, egoïsten die de waarde leren van een belangeloze inzet, toegeeflijken die leren een keer voor zichzelf op te komen. Bij dát leren zijn kinderen de beste leermeesters die men zich kan wensen – maar over dat leren hebben we het hier niet.

Het maken van afspraken, en het leren wat dat inhoudt, speelt zich af op wereldlijk niveau. Kinderen moeten leren wat afspraken zijn, en waarom zij zich aan gemaakte afspraken moeten houden. Wat deed mij dan toch in de simpele zin van de passerende moeder aan de anti-autoritaire opvoeding denken? Toon, lichaamstaal….

Ook anti-autoritaire ouders blijven autoriteiten, op basis van levenservaring. Maar zulke ouders ménen dat zij dat niet moeten zijn, en proberen hun autoriteit te verbloemen. De zin die de moeder uitsprak heeft alle kenmerken van verbloeming. Zij víndt niet dat de zoon zich aan zijn afspraken moet houden, zij dénkt het alleen. En zij denkt het ‘wel’, wat dat denken weer lijkt te verzachten. Geen bevel dus: ‘houd je aan je afspraken’, maar een met schroom verwoorde mening, niet meer dan dat.

En aan welke afspraken had de zoon zich dan moeten houden? Afspraken met zijn vriendjes om op tijd op voetbal te komen? Als dat het geval is geweest, moet dit stukje als niet geschreven worden beschouwd. Voor mijn gevoel waren het echter heel andere afspraken: afspraken met moeder zelf. Ja, zo’n moeder was het wel!

Hier zien wij dan het schema van de autoriteit die zich verbergt. Moeder maakt ‘afspraken’ met zoon, dat wil zeggen: ze vindt dat zoonlief zich aan bepaalde regels moet houden – maar ze richt het gesprek zó in dat de ‘vrijwilligheid’ van het voldoen aan die regels benadrukt wordt. Regels krijgen de vorm van afspraken die door de zoon uit vrije wil worden gemaakt. En wanneer de zoon die regels overtreedt,  ‘denkt’ moeder ‘wel’ dat hij zich aan zijn afspraken moet houden. Triomf!

Maar kinderen zijn niet gek. Zij weten wat er gebeurt, al mogen zij het niet weten. Kinderen in deze situatie kunnen enerzijds niet ontkomen aan de ervaring, gemanipuleerd te worden, terwijl zij anderzijds vaak onvoorstelbaar loyaal zijn tegenover hun ouders en heel veel zullen doen om die ervaring niet te hoeven erkennen. Er zijn enkele karakteristieke patronen om aan deze spanning te ontkomen. Grote kans dat zoonlief zich ontwikkelt tot een dociele volger van autoriteiten, of juist tot een opstandeling die van niemand regels accepteert.

Laatst hoorde ik een vrouw zeggen tegen haar echtgenoot: ‘We hebben daar helemaal geen overleg over gepleegd’. Kwam het door mijn dirty mind, dat ik daarin iets anders hoorde?