Lang voordat hij als Pim Fortuijn een Zeer Bekende Nederlander werd, was Dr. W.S.P. Fortuijn twee jaar directeur van het bedrijf BV Studentenjaarkaart. Hij was ervoor verantwoordelijk dat studenten tegen inlevering van een deel van hun studiebeurs gratis konden reizen. Als directeur van deze BV moet hij hebben gezegd dat hij een heilzaam werk verrichtte. Want was mobiliteit niet één van de fundamentele deugden van het menselijk bestaan? En wat deed de BV anders dan mobiliteit mogelijk maken? Met andere woorden: Pim handelde niet in diepvrieskip maar in menselijke vervulling.
Huidige ministers van Verkeer en Waterstaat doen niet anders. Mobiliteit afremmen? Dat kan niet! Mobiliteit behoort tot de wezenlijke menselijke vrijheden. Liever files en op je kop krijgen van Europa wegens slechte lucht dan tegengaan van onnodige verplaatsingen.
Nog voordat hij de BV leidde was Pim docent aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het was er vooral leuk vóórdat de jaarkaart werd ingevoerd. Immobiliteit was in die jaren zo slecht nog niet. Geen lege studentenkroegen in het weekeind, maar intieme bijeenkomsten van opstandelingen tegen moeders pappot. In die jaren kon een uitnodiging om vader en moeder weer eens te zien tenminste worden afgeslagen met een beroep op het budget.
Ach, verheerlijking van mobiliteit. Zouden we niet tenminste onderscheid maken tussen geestelijke en lichamelijke mobiliteit? Op de vlucht voor een dodelijke vijand zijn mensen lichamelijk hoogst mobiel, maar geestelijk volstrekt éénkennig. En ook de vakantie biedt weinig mobiliteit wanneer men, zelfs op de Comoren, in de airconditoned bar zijn favoriete drankje nuttigt. De essentie van mobiliteit is beleving, niet verplaatsing.
Mobiliteit is geen oorspronkelijke waarde in het menselijk leven, maar een afgeleide. Hoe mobiel is de forensende mens die in een gecontroleerde omgeving van de éne gecontroleerde plaats naar de andere gaat? En hoe mobiel is de student die de éne avond in Zwolle gaat stappen en de volgende in Rotterdam? Om die reden gebeurt er niets ernstigs als overbodige mobiliteit aan banden wordt gelegd.
Stel dat mobiliteit tienmaal zo duur zou worden. We zouden ons nog wel verplaatsen – maar alleen wanneer dat echt nuttig zou zijn. Voor andere gevallen zouden we alternatieven bedenken, zoals we ook alternatieven hebben bedacht voor de kwikthermometer toen kwik te duur werd. Wie weet nog dat vroeger ‘het kwik’ de temperatuur aangaf? Het bleek overbodige luxe. Laten we om te beginnen eens de werkelijke kosten van mobiliteit gaan betalen, die te maken hebben met sociale en ecologische gevolgen van verplaatsingen. Als-het-ware gratis vervoer zoals de studentenjaarkaart is in dat licht een achterhaalde zaak.
Wie het avontuur zoekt van de verplaatsing kan deze nog altijd vinden. Wie historische voorgangers zoekt, kan te rade gaan bij de middeleeuwse studenten en vaganten. Die reisden echter per nederig vervoermiddel: de benenwagen. Zouden zij tegenwoordig de fiets nemen?