Tim heeft een probleem: hij bijt zich soms vast in zijn plannen. Als hij gedwarsboomd wordt, kromt zijn vijfjarig lichaam zich in woede, de vuisten gebald en de ogen donker van agressie. Zijn grote gevoel voor rechtvaardigheid en zijn uitstekende geheugen maken dat je erg zorgvuldig moet zijn met afspraken. Maar zoals elke ouder weet, zijn er soms omstandigheden die zelfs zorgvuldig gemaakte afspraken met kinderen overrulen.
Als het waar is dat de ziel aan gene zijde zijn ouders kiest voor de incarnatie in dit bestaan, dan heeft Tims ziel een wijze keuze gemaakt. Want zijn moeder vangt als geen ander deze woede goed op. Ze onderdrukt hem niet, ze bagatelliseert hem niet, ze masseert hem niet weg door een beroep op haar moederlijke zwakte, ze praat Tim geen schuldgevoel aan. Hij mag boos zijn, het wordt hem gegund, en hij krijgt uitwegen voor zijn boosheid. Nog nooit is haar bank zo vaak geklopt als de laatste jaren, met die moderne variant van de ouderwetse mattenklopper: het squashracket. Vaak volstaat zelfs een grapje. Want ook in boosheid behoudt Tim in vele gevallen zijn gevoel voor humor.
Ik zie het met bewondering aan en vraag me af wat Sigmund Freud ervan zou hebben gevonden. Want voor Freud was het vanzelfsprekend dat agressie tegen ouders door hen onderdrukt zou worden. Zijn hele theorie over het Über-Ich was op dat gegeven gebaseerd. Het kind, niet in staat agressie te uiten tegen de oppermachtige en bedreigende autoriteit, zou geen andere uitweg hebben dan deze naar binnen te richten, door instelling van een kopie van die autoriteit in zichzelf: het Über-Ich. In de verdere loop van het leven zou deze instantie de beperkingen opleggen waartegen het jonge kind ooit in opstand kwam – een nieuwe autoriteit, des te effectiever doordat deze zich binnen de persoon zelf zou hebben genesteld.
Zou Freud maar hebben kunnen vermoeden dat honderd jaar na dato zijn theorie in de praktijk onwaar zou worden betoond? En de moeder van Tim is niet de enige die haar zoon zo behandelt, ze is deel van een generatie. In haar gedrag vermijdt Tims moeder zelfs nog meer valkuilen, die alle tot het eindresultaat ‘strenge innerlijke autoriteit’ zouden kunnen leiden. Wanneer ze Tims woede zou bagatelliseren, wanneer ze een beroep zou doen op haar liefdevolle zwakheid, wanneer ze bij hem een schuldgevoel zou proberen op te wekken – in al die gevallen zou Tims agressie geen doelwit hebben, en in het schema van Sigmund Freud zou dat alsnog leiden tot ombuiging van de woede naar zichzelf, het oprichten van een Über-Ich.
Om mij heen zie ik mensen die te streng zijn voor zichzelf; ik vorm geen uitzondering op die regel. Freuds tijdgenoot Carl Jung paste het hermetische principe ‘zo boven, zo beneden’ aan onze tijd aan. Bij hem is het: ‘zo binnen, zo buiten’: het geweld in de wereld is een reflectie van het geweld in onszelf. Wat zal het voor de wereld betekenen als er een generatie opkomt die, als dat van pas kwam, de mattenklopper, pardon het squashracket, heeft mogen pakken?