De vrije markt

Met intense verbazing kijk ik naar Alan Greenspan, gedurende lange jaren de veel geprezen voorzitter van het Amerikaanse stelsel van banken, de FED. Greenspan getuigt voor een commissie van het Amerikaanse congres over de kredietcrisis van 2008. Wij hadden het fout, zo zegt hij. We dachten dat de vrije markt goed was voor de economie, maar deze blijkt zijn grenzen te hebben. Mijn klompen vallen uit. Heeft Greenspan op zijn tweeëntachtigste inderdaad de les geleerd dat vrije markten ‘grenzen hebben’? Zou hij echt niet ergens hebben geweten dat vrijheid alleen in gebondenheid mogelijk is, en dat door schade en schande alsnog hebben moeten leren?

Zelfs bij de eerste schuchtere pogingen tot opbouw van een economie, op de marktplaatsen van de prehistorie waar pijlpunten en sieraden werden geruild voor vlees en groenten, moet een ‘overheid’ aanwezig zijn geweest in de vorm van een man met een knots die bedriegers van de marktplaats joeg. Zonder overeenstemming over wat men op de marktplaats deed, dus zonder een gemeenschappelijk idee over de begrippen ‘koop’ en ‘verkoop’ en hun onderscheid met ‘roof’, zou handel niet mogelijk zijn geweest. En om dat gemeenschappelijke idee te handhaven had men een overheid nodig. Niet als idee, maar als man met knots. De eerste markt ter wereld werd al gereguleerd. En ruim honderd eeuwen later getuigt een van de machtigste mannen op de wereldmarkt dat hij in de illusie heeft geleefd dat markten zonder meer vrij konden zijn?

Dat was 2008. Greenspan liep voorop. Na hem kwamen er nog duizenden die ineens inzagen dat de vrije markt zijn grenzen heeft, dat eerlijke handel alleen mogelijk is binnen de grenzen van regels en dat velen vanuit hebzucht geneigd zijn de regels naar hun hand te zetten. Ik lees zelfs dat sommigen bekennen dat hun mensbeeld aan duigen is gevallen: het idee dat de mens in wezen goed is, zodat vrije (lees: ongereguleerde) markten het kenmerk zouden zijn van de meest perfecte maatschappijordening. Hoe infantiel waren economen eigenlijk geworden rond de eeuwwisseling?

Alle ideeën ter wereld worden door slippendragers tot het absurde doorgedreven. Grote geesten vervallen meestal niet in eendimensionaliteit, daar zijn het grote geesten voor. Grondlegger van de economie Adam Smith, die heel goed wist dat de economie is geworteld in de moraal, zou zich een hoedje lachen om de versimpelingen van zijn erfgenamen. Maar misschien speelt meer mee dan de erosie van een goed idee bij het doorgeven over de generaties. Misschien spreekt Greenspan wel erg als Amerikaan, als vertegenwoordiger van het land van de onbegrensde mogelijkheden. Misschien is vrijheid voor Amerikanen iets absoluuts, en is de dialectiek van vrijheid en regels hen wezensvreemd. Misschien moesten ze daarom na de krach van 1929 nóg eens leren dat regulering van financiële markten essentieel is voor hun functioneren. De werkelijkheid kan een tijdlang worden ontkend, maar dat heeft zijn prijs.

Markten moeten worden gereguleerd, omdat misleiding en bedrog van alle tijden zijn en op elke markt weer in nieuwe gedaante kunnen verschijnen. Vrije markten worden niet gekenmerkt door het ontbreken van regels maar door vertrouwen. Juist door het bestaan van regels kunnen kopers er redelijkerwijs op vertrouwen dat zij goede waar krijgen, en niet in elke krat hoeven te gaan zoeken naar de rotte appels onderin. En precies dat principe is door de Amerikaanse banken geschonden, zodat er de komende jaren veel in kratten zal worden gegraven tot weer een werkbaar niveau van onderling vertrouwen is bereikt.

Het komt mij voor dat al bij de ‘overwinning van het kapitalisme’ na de val van de Berlijnse muur dit verkeerde zelfbegrip van de marktgeordende samenleving een kwalijke rol heeft gespeeld. Mijns inziens zijn de Oosteuropese economieën door een veel dieper dal gegaan dan nodig was, omdat hen een veel harder beeld van het kapitalisme is voorgehouden dan op dat moment in enig westers land aan de orde was. Want in alle westerse landen wordt het kapitalisme getemperd, al naar gelang de volksaard door staatsregie, old boys’ networks, afspraken tussen clans en conglomeraten, of centraal overleg.

Maar Europa heeft nieuws voor die lui aan de overkant van de plas. Markten kunnen ook worden geschapen. Sinds enkele jaren bestaat er met vallen en opstaan een Europees systeem van handel in rechten op uitstoot van CO2. Een gotspe natuurlijk, handel in iets dat vroeger geheel vrij was – maar wel de consequente voortzetting van het inzicht dat regels en vrijheid twee kanten zijn van dezelfde medaille. Waarbij in dit geval het Europese systeem zelfs méér vrijheid biedt dan het Amerikaanse systeem van streng overheidstoezicht: omdat de markt de deelnemers vrij laat, binnen de grenzen van de markt te opereren, en niet één enkele handelwijze voorschrijft. Met alle voordelen die altijd aan marktwerking zijn toegeschreven: grotere flexibiliteit, meer beloning van innovatie en ondernemerschap. Amerika, kijk uit, de oude wereld gaat je nog eens met je eigen wapens verslaan!