Ik weet het wel, de eeuwige jeugd is een archetype; en als zelfs goden niet sterker zijn dan het lot, hoe zou een sterfelijk mens zich dan tegen een archetype kunnen keren? Niet sterven, altijd blijven leven, maar wel in het volle bezit van lichamelijke krachten, en – voor zover van toepassing – schoonheid. Eeuwige jeugd, of misschien beter: stopzetten van veroudering. Maar naarmate deze bij enthousiaste miljonairs en optimistische wetenschappers steeds meer realiseerbaar lijkt, bekruipt me vaker weerzin. Ik kijk in een zwarte spiegel en huiver voor wat daar achter ligt.
Laten we het eerst eens van de praktische kant bezien. De eeuwige jeugd zal wel niet direct in het basispakket van de ziekteverzekering komen en dus gaan de rijken met de eer strijken. De wens om niet verder te verouderen komt meestal niet op bij twaalfjarigen, reden waarom de medische wetenschap zal gaan zorgen voor een toename van Berlusconi’s en hun Ruby’s – een verheffend vooruitzicht.
Stel nu eens dat de wetenschap de veroudering helemaal weet stop te zetten, dan zullen de dagen zich in verveling en lamlendigheid voort gaan slepen. Als de angst voor de dood inderdaad allesoverheersend is, zullen mensen op hun bed blijven liggen, om de ongevallen te vermijden die dan nog het enige risico vormen. Maar het lijkt me eerder dat de verveling een nog grotere vijand zal blijken dan de dood. Dus gaan honderdtwintigjarigen extreme sporten doen, in de hoop te verongelukken. Of, minder spannend maar pijnlozer, naar de zelfmoordkliniek (komt u binnen, wilt u een kopje koffie mevrouw, het toilet is om de hoek – en met één pijltje curare bij het doortrekken staat de kliniek bekend om zijn snelle service en grote klanttevredenheid).
Natuurlijk denkt iedere oudere wel: als ik nog jong was, dan…. Het afnemen van lichamelijke krachten kan boven een bepaalde leeftijd moeilijk anders worden ervaren dan als verval. En dan heb ik het nog niet eens over uiterlijke schoonheid, die sommige vrouwen en mannen ten koste van alles willen behouden. De eeuwige jeugd is het ideaaltype dat staat tegenover de ervaring van aftakeling.
Het ideaal wordt misschien wel alleen in leven gehouden door die ervaring van aftakeling, als zijn tegenstelling. Dat wil zeggen: het ideaal zou oplossen in het niets, zou het werkelijkheid kunnen worden. Het tot werkelijkheid geworden ideaal zou zijn eigen gewicht niet kunnen dragen. Het zou het almaar voortdurende leven geen enkele zin kunnen geven. Ineens zou overweldigend duidelijk worden wat we nu eigenlijk ook al voelen: dat het leven zonder einde de spanningsboog mist. Net zo onpruimbaar als een verhaal zonder introductie, ontwikkeling, en afronding. Al in de eerste zinnen van een goed verhaal wordt de spanning geïntroduceerd die ontwikkeling en einde nodig maakt. Leven en verhaal hebben beide een thema, al hebben de levende en de lezer daar zelf vaak nauwelijks notie van. Wat in het verhaal ontwikkeling is, betekent in het werkelijke leven veroudering. Zonder veroudering de mateloze verveling. Leve het ouder worden!
Toch is het bestaan geen ‘tot de dood leven’, leven alsof elke dag je laatste is, zoals de existentiefilosofen wilden. De oude dag is een levensfase op zich, met meer distantie tot de wereld en minder geldingsdrang. De verstilling van de oude dag, onafscheidelijk samen met de afname van lichamelijke krachten, vormt de voorbereiding op de dood.
Maar de wetenschap gaat door. De veroudering van het lichaam wordt steeds beter doorgrond, de eerste stap in het vinden van remedies daartegen. Medische onderzoekers en celbiologen hebben niet zozeer de eeuwige jeugd als wel ‘gezond oud worden’ als doel: het voorkómen dat de laatste tien jaar van het leven, zoals nu bij velen, in kommer worden doorgebracht. En de bestrijding van degeneratieve ziektes.
Dat is mooi en loffelijk. Maar het contrapunt van deze medische vooruitgang is de vraag hoe het ‘gezonde sterven’ er dan wel mag uitzien. Daar zijn medici nogal stil over. Wanneer het doel van het medische onderzoek niet is, de dood uit te stellen maar gezond leven tot aan de laatste dag mogelijk te maken – waaraan zullen mensen dan dood gaan? Iedereen een hartstilstand? Zal men bepaalde aandoeningen, die een kort laatste ziekbed mogelijk maken, niet bestrijden maar juist bevorderen? Of toch naar de euthanasiekliniek?
Het einde hoort bij het verhaal. Zullen we over het goede einde wat meer nadenken, zolang wij tijd van leven hebben?