Is de natuur niet veel wijzer dan de mens? Met alle technologie heeft de mens nog nooit een kabel kunnen maken zo sterk als spinrag. De levende natuur werkt vrijwel geheel in een interval van 100o tussen -40 en +60 en speelt daarin alles klaar. Zo knap is de mens nog lang niet. De petrochemie breekt eerst alles af en moet daarna weer alles opbouwen. De temperaturen, ook voor het verwerken van alle onaangenaams dat daarbij wordt gemaakt, zijn onvoorstelbaar hoog. In de levende natuur wordt alles niet alleen met veel minder energie, maar ook met veel minder neveneffect gemaakt. Subtiele technologie, veel mooier dan brute kracht.
Niet ver van mijn huis staat de ENCI, een vuilverbrander op 1½ km van het stadshart van Maastricht. Bij de ENCI hebben iets fantastisch, het heet Oven 6 (ovens 1 t/m 5 zijn inmiddels afgebroken), en het is zo mooi vanwege de hoge temperatuur die ze daar halen, wel 1600oC; daar wordt alles in vernietigd, ook PCB’s en zelfs dioxines.
Op een zomeravond fietste ik door de binnenstad van Maastricht toen een vreemde geur in mijn neus kwam, die me aan brand deed denken. Er stond een heel lichte zuidenwind en ik besloot te onderzoeken waar dat vandaan kwam. Op een open plek stak tegen de hemel heel duidelijk de smeerpijp van de ENCI af met zijn rookpluim. Er was kennelijk een lage inversie, de rookpluim kwam niet hoger dan een paar honderd meter en verspreidde zich vandaar over Maastricht. En toen herkende ik ook de geur. Het was dezelfde boterzure chloorlucht die ik had mogen ruiken bij de oude vuilverbrander in Amsterdam-Noord, jaren zeventig. Maar: boterzuur in de rookpluim van een oven van 1600oC?? Laten we zeggen dat hier niet volgens specificatie werd gewerkt. Een andere manier om uit te drukken dat er geen hout klopt van de mooie verhalen.
Kernenergie, 1600oC, laat staan kernfusie, één pot nat. Technologie als een kanon op een mug. Maar de mensheid weet beter en kan ook beter. In de jaren zeventig circuleerde een cartoon: “met kennis bouwt men kerncentrales, met wijsheid breekt men ze weer af”.
In de schaduw van de grootschalige industrieën ontwikkelen zich nanotechnologie en enzymatische katalyse. Beide spelen zich af op moleculair niveau, het niveau waarop ook het leven zich manifesteert.
Ik moet hieraan denken nu ik mij bezig houd met windenergie op zee. De industrie wil opschalen boven de 5 à 6 MW die ze nu kunnen bouwen. Hoeveel voetbalvelden de wieken nu weer kunnen omspannen, ik heb er geen idee van. Heel veel elektronica is nodig om alleen al alle wervelingen op te vangen die een blad van 150 m ondergaat.
Laatst lag ik in het gras naar de voorbijdrijvende wolken te kijken, en ik zag de grassprieten om mij heen buigen door de wind en ik voelde de wind in mijn haar. Hé, ik voelde de wind in mijn haar, en toen ik goed oplette ook op mijn armen. De beweging van de haren wordt dus bij de haarwortel omgezet in een prikkeling. Dat moet een elektrisch stroompje zijn. Kan dáár nu geen windcentrale op worden gebouwd? Subtiele technologie.
Stel je voor: we bekleden onze gebouwen met een harige coating die stroompjes produceert. De wind waait altijd al harder om flats heen. We coaten onze voertuigen met energieproducerende haartjes. Of, nog een stap verder: we miniaturiseren deze technologie en bekleden onze zonnecellen met mini-haren, die voor een tweede stroomcircuit zorgen. Tussen goed idee en industriële productie ligt een jaar of dertig. Misschien maak ik het nog mee. Want een goed idee komt nooit alleen op in één hoofd.