Mensen zijn nooit zo wreed als tegen hun meest dierbaren, zo lijkt het wel. Mensen kwetsen die je nauwelijks kent, geen lol aan; maar hen treffen die je kent uit directe en jarenlange ervaring, juist hen die je altijd om je heen hebt zodat je precies weet wat je aanricht – zou dat een speciaal genoegen zijn? Nou neen, een genoegen is dat niet, maar dat weet je pas als je jezelf woorden hoort zeggen die je nooit voor mogelijk had gehouden. Woorden die voortkomen uit innerlijke pijn onthullen je gekwetste zelf, ze geven een seconde inkijk in de afgronden van je persoon.
Woorden die voortkomen uit pijn raken direct doel. Je tegenstander heeft meestal aan een half woord genoeg voor de reactie. Een reeks van automatische gevoelens, een door veelvuldig betreden uitgeholde lijdensweg, wordt door opeenvolgende gebaren, woorden, intonaties van beide kanten in snel tempo afgewerkt. Als je even afstand neemt (als je dat al kunt), zie je halve levens voorbijflitsen, gebeurtenissen met slechts één richting: pijn. Niet dat jij of de ander bewust op die weg stuurt – je bent beiden op bewust niveau, en dat ook maar half, bezig het bedreigde zelf te verdedigen; maar de sturing is vaak feilloos. Wanneer je elkaar te veel pijn hebt gedaan in het leven, komt er een punt vanwaar vrijwel geen bewuste weg terug mogelijk is. Niets blijkt zo moeilijk als, zelf in pijn, de innerlijke pijn van de ander te blijven horen.