Met verbazing kijk ik naar de foto waarop zo’n twintig getrouwen zich rond Silvio Berlusconi verdringen op het podium van zijn nieuw gevormde partij. Wat zie ik daar? Ik zie de leider van een clan om wie zijn getrouwen zich verdringen, zodat een deel van zijn macht op hen moge afstralen. Zou ooit Mark Rutte of Geert Wilders zo’n behandeling ten deel zal vallen als zij leider mochten worden van een rechtse meerderheidspartij? Of hun opvolger, zelfs als die het charisma van een Hans Wiegel zou hebben?
Het antwoord is natuurlijk neen. Nederlanders heten daarvoor te nuchter te zijn. Maar Nederlanders zijn niet nuchter, zoals wordt bewezen bij Elfstedentochten en wereldkampioenschappen, en bovendien is het niet nuchterheid die het gedrang rond een Nederlandse Berlusconi in de weg staat. Nederland kent geen clans.
Berlusconi is als eerste sinds Mussolini erin geslaagd te bereiken dat zijn clan de baas is in heel Italië. Italië is weliswaar een democratie, maar nog altijd tevens een clansamenleving. Die laat zich niet zomaar transformeren in een abstracte democratie. De regels van de parlementaire democratie worden geïnterpreteerd in het kader van een strijd tussen clans. Nu eens is de éne clan aan de macht, dan weer de andere. Of de clanleiders sluiten, als zij niet alléén de macht kunnen verwerven, tijdelijke overeenkomsten met andere clanleiders.
Heel anders is dat in samenlevingen waarin politieke keuzes worden gemaakt en macht wordt verzameld door het complex van ideeën en belangen dat wij idealen noemen. Omdat idealen abstracties zijn, kunnen we hier spreken van een abstracte democratie. In zo’n democratie zijn personen van veel minder belang – tenminste, de machtsdragers zijn veel meer inwisselbaar, omdat niet hun persoonlijke macht maar hun persoonlijke interpretatie van het ideaal maatgevend is. Macht straalt niet af van de leider, maar wordt verleend door hen die vertrouwen hebben in hun leider, een vertrouwen dat steeds opnieuw verworven moet worden.
Het is niet aan mij als typische vertegenwoordiger van één van deze polen om een oordeel te geven over het democratische gehalte van de andere pool. Italië is een democratie die functioneert met vallen en opstaan, evenals om maar wat te noemen Nederland en de Verenigde Staten. Maar het zou bij de Westerse zendingsdrift om democratieën te vestigen geen kwaad kunnen, meer oog te hebben voor het verschil tussen een clandemocratie en een abstracte democratie bij landen als Afghanistan en Irak, laat staan Somalië. Elke poging om een abstracte democratie te vestigen in zulke landen lijkt het recept voor een ramp.
Het wezen van de democratie is dus niet dat de meerderheid het voor het zeggen heeft (‘majority rule’). Dat zou vooral in clansamenlevingen kunnen worden uitgelegd als dictatuur van de meerderheid. Doorslaggevend voor een democratie is de bereidheid, de macht over te dragen wanneer dat wordt vereist door de van tevoren overeengekomen spelregels – met als consequentie dat de rechten van minderheden worden gerespecteerd en ook hun belangen worden behartigd, want elke minderheid kan ooit meerderheid worden. Op hoger niveau wordt een democratie daarom gekenmerkt door machtsevenwicht, weliswaar met een overwicht van één van de partijen op korte termijn, echter gematigd door overwegingen van stabiliteit op de lange termijn. Polarisatie voorbij een bepaald punt is dan ook strijdig met democratie, want die kan leiden tot grote maatschappelijke schommelingen als opeenvolgende rondes van nationalisaties en denationalisaties.
En misschien is de maatstaf voor goed bestuur in een clansamenleving dan ook niet of er verkiezingen plaats vinden naar westers model. Het vestigen van een tweede route van machtsvorming naast de traditionele weg van overleg tussen clanleiders zou in een maatschappij als de Afghaanse onder omstandigheden zelfs tot verlies, in plaats van winst aan stabiliteit kunnen leiden. Het Westen zou er goed aan doen zijn prioriteiten nog eens goed tegen het licht te houden en zich af moeten vragen of de symbolische waarde van het stemhokje voldoende groot is om op te wegen tegen mogelijke effecten van destabilisatie.
Juist op het punt van de bereidheid macht over te dragen heeft Berlusconi twijfel gezaaid, bijvoorbeeld door direct na de vorming van de rechtse meerderheidspartij (onder het veelvuldig aanroepen van het woord vrijheid) te bepleiten dat hij als premier meer macht zou moeten hebben – en dat bovenop alle spierballenvertoon dat hij als mediatycoon al heeft laten zien. Maar kijk, de wetten van de clandemocratie doen ook hier hun werk. Want Berlusconi was nog niet uitgesproken of hij kreeg tegenvuur van de leider van een subclan, Gianfranco Fini, zijn tweede man, niet zo toevallig ook voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, die er niets voor voelt, macht in te leveren.
Berlusconi te zien als clanleider maakt ook duidelijk waarom hij zich zoveel kan permitteren. Zijn nauwelijks verhulde affaires met jonge aantrekkelijke dames, zijn evenwichtskunst op de grens van machtsmisbruik, zijn beledigingen van tegenstanders, het mág allemaal van hen die in zijn macht willen delen. Ja, het feit dat hij er telkens mee weg komt vormt alleen maar een steeds herhaald bewijs van zijn bewonderenswaardige macht.
En toch – al deze begripvolle gedachten hebben niet kunnen verhinderen dat ik met verbijstering, zelfs met een beetje afgrijzen, heb gekeken naar die ene foto.