Trots en glorie

De favoriete auteur van onze Provençaalse vrienden is vaak Marcel Pagnol (‘de l’académie Française’ zoals vermeld op de titelpagina van zijn boeken). Een veelzeggende keuze. Kijk rond in de Provence van nu, lees Pagnols jeugdherinneringen, en vraag je af door welke romantische hang naar het verleden het huidige Frankrijk wordt beheerst. Niet alleen is de garrigue, het toneel van Pagnols smaakvol vertelde jachtavonturen, nu veelal vervangen door lotissements – ook zijn de fazanten en merels door de activiteit van hem en zijn kompanen grotendeels uitgeroeid. Maar het sentiment, zo blijkt uit de keuze van de lezers, is springlevend.

De lectuur van Pagnol is een bad in romantiek, de romantiek van de jacht wel te verstaan. De zevenjarige Marcel vertoont in vermomming van kinderlijke onschuld alle idealen van de Franse man. Trots om te beginnen, trots op zijn vader die de meest begerenswaardige buit weet binnen te brengen. De jongen gloeit van verheven gevoelens over diens glorie – gevoelens die hij natuurlijk niet uit. En verder baadt hij in verheerlijking van de mannelijke slimheid waarmee de dieren om de tuin worden geleid.

Honderd jaar geleden, twaalfhonderd kilometer ver. Het lijkt wel alsof het contrast niet groter kan zijn. Bij gevoelens van opgroeiende kinderen over de natuur denk ik eerder aan verontwaardiging over de ’tweedehands jas’, en aan de diepe identificatie van mijn toen ook zevenjarige dochter met de wesp, in een spinnenweb gevangen en in een strijd op leven en dood met de spin gewikkeld. Misschien kan de culturele kloof tussen Nederland en Frankrijk niet beter worden geïllustreerd dan door mijn vervreemding bij het lezen van Pagnols experiment, waarbij hij twee bidsprinkhanen in een potje doet en geamuseerd toekijkt hoe deze vervaarlijke roofdiertjes elkaar opeten.

Ergens anders komt de ortolaan ter sprake. Mijn associatie gaat direct uit naar Mitterrand op zijn sterfbed, wie het oordeel van de wereld niets meer kan schelen en die nog éénmaal deze lekkernij wenst te eten – de gewoonte die van de ortolaan de strengst beschermde diersoort van Frankrijk heeft gemaakt. Natuurlijk wordt de wens van de president vervuld. En hoewel Franse vrienden verzuchten ‘waarom kiezen wij toch altijd boeven als president’ is door deze episode Mitterrand in het geheim bij veel Fransen alleen maar in achting gestegen: hij heeft getoond dat uiteindelijk de wetten van het eenvoudige Franse landleven hem belangrijker waren dan die van de republiek waaraan hij zo lang leiding gaf. Bij Pagnol, voor de goede orde: geen sprake van bescherming maar juist van vangst van de ortolaan, met stokjes met vogellijm.

Het verleden is springlevend, en de echte vraag van deze tijd is wanneer culturen elkaar op dit niveau gaan verstaan. En dan hebben we het alleen nog maar gehad over Nederland en Frankrijk!