Geen normen s.v.p.

De school om de hoek dreigt te worden gesloten. Hij ligt binnen honderd meter van een snelweg en de Tweede Kamer heeft beslist dat op zo’n afstand de luchtverontreiniging te hoog is om daar de jeugd aan bloot te stellen. Sluiting zou een klein drama zijn. Het gebouw functioneert goed, niet alleen als school maar ook als activiteitencentrum voor de buurt. Het heeft een verfje nodig hier en daar, een verfje dat er voorlopig niet zal komen in afwachting van een beslissing over sloop.

Bezorgdheid over vuile lucht in kinderlongen kwam bij de Tweede Kamer naar boven bij één van die oprispingen van milieubewustzijn, toen Nederland vanwege zijn hoge gehalte aan fijn stof in de lucht werd weggezet als vieze man van Europa. Daartegen moest met daadkracht worden opgetreden, een daadkracht die nu ten koste gaat van de school om de hoek.

Ten koste van de school? Ja, want de besluiten in het verre Den Haag hebben voor veel onrust gezorgd, overuren voor de leerkrachten in vergaderingen, eerst met elkaar, daarna met de ouders, tenslotte met de buurt. Al mag van de Tweede Kamer de kwaliteit van het onderwijs niet van zulke wissewassen te lijden hebben en moet de urennorm wél worden gehandhaafd.

Normen zijn de pest voor het openbaar bestuur, de gemakkelijke ontsnappingsroute voor wie niet kan omgaan met de complexiteit van reële situaties. Natuurlijk, de nabijheid van de snelweg is schadelijk voor de kinderlongen. Maar die schade is statistisch, op de langere termijn en niet actueel. Wél actueel is het goed functioneren van het gebouw als onderwijsplek en buurtcentrum. De betrokkenen, indien goed geïnformeerd en voorzien van beslissingsmacht, zouden misschien alles afwegende heel anders kunnen beslissen. Datzelfde geldt voor de gemeenteraad. Ja, zelfs de Tweede Kamer zou, indien goed geïnformeerd, in dit specifieke geval wel eens anders kunnen beslissen. Waarom dan toch beslissen door het opleggen van normen?

Normen zijn regels en hebben als zodanig alleen betrekking op abstracties van de werkelijkheid. Werken met abstracties is nodig om op afstand te kunnen regeren. Om op afstand te bepalen of schoolkinderen mogen worden blootgesteld aan vuile lucht moet worden geabstraheerd van hun onderwijs, hun speelkameraadjes, de rol van hun school in de buurt. Om onderwijsnormen te kunnen vaststellen moet worden geabstraheerd van kinderen als ademhalers. Beleidsterreinen kunnen alleen worden gedefinieerd door steeds partjes van de werkelijkheid in ogenschouw te nemen. Geen bureaucratie zonder abstractie, sterker: bureaucratie is de gestolde abstractie van de werkelijke wereld. En de politiek is de wereld gaan bepalen aan de leiband van de werkelijkheidsdefinities van die bureaucratie.

Het ideaal van bureaucratisch ingericht bestuur is natuurlijk dat alle abstracte partjes bij elkaar opgeteld weer de complete werkelijkheid vertegenwoordigen. Dat zou onder andere daaruit moeten blijken, dat de som van de normen die het bureaucratisch bestuur oplegt, overeenkomt met de voorkeuren van de burgers, die per slot van rekening met hun stem het mandaat hebben gegeven voor dat bestuur. Dat is in werkelijkheid wel eens anders. En dan hebben we het niet over raisons d’état, strategische overwegingen waardoor machthebbers iets anders kunnen willen dan hun burgers, maar over democratisch bestuur dat door bureaucratische oogkleppen heel ergens anders uitkomt dan de mensen die het vertegenwoordigt.

Waartoe dient een democratie, als burgers niet kunnen beslissen over hun eigen situatie? Hoe democratisch is het bestuur, als volksvertegenwoordigers door de dynamiek van hun eigen proces tot heel andere conclusies komen dan de mensen aan wie zij hun mandaat ontlenen? En dan hebben we het niet over conflicten tussen schaalvineaus die NIMBY-problemen veroorzaken. Wat betreft dat laatste: als de luchtvaart groeit, moet érgens een vliegveld komen; als het autoverkeer stijgt, moet érgens een snelweg worden aangelegd. Dat is een probleem voor mensen die nu juist naast de snelweg of onder de aanvliegroute wonen. Dat lokale probleem mag in laatste instantie (als alle matigingsmaatregelen zijn uitgeput) geen reden zijn om de algemeen gewenste luchthaven of snelweg achterwege te laten, omdat ‘op hoger niveau’ ook de getroffenen wel degelijk in meerderheid bereid zijn te vliegen of auto te rijden. Het is wél redelijk dat degenen die nadeel ondervinden, op één of andere manier worden schadeloos gesteld door hen die alleen voordelen hebben.

Neen, we hebben het hier over vertekeningen die door het politiek-bureaucratische proces in de werkelijkheid worden aangebracht. De gekte die elk jaar over Nederland wordt uitgestort omdat de leerlingen aan het eind van de basisschool hun CITO-toets moeten maken, officieel de Eindtoets Basisonderwijs. Deze Eindtoets, misschien ooit wel bedoeld als middel om het volk te verheffen, kinderen uit lagere milieus gelijke kansen te geven en willekeur van onderwijzers tegen te gaan, en nog altijd in de ogen van CITO zelf een bron van “onafhankelijke informatie voor de keuze van een brugklastype”, heeft zich ontwikkeld tot scherprechter voor schoolkeuzes en daarmee voor carrières, iets waarvoor elfjarigen zich maanden lang, proeftoetsen makend, in de zenuwen gooien. Zouden weldenkende mensen zónder de bureaucratische vormgeving van het gelijkheidsideaal ooit tot zo’n constructie zijn gekomen?

Bureaucratische werkelijkheidsdefinities dringen zelfs binnen in het zelfbeeld van de mens. Het is al geen uitzondering meer wanneer iemand zich, niet eens ironisch, omschrijft als allochtoon of WAO’er. Hoe overweldigend kan een bureaucratische categorie zijn?

Al deze overwegingen leiden tot de prangende vraag, hoe lang wij nog de verstikkende deken tolereren, die door de bureaucratie wordt gelegd over de werkelijkheid van ons samenleven – de herdefinitie van de werkelijkheid in bureaucratische hapjes. En de angstige vervolgvraag: hoe komen we daar ooit onder uit?

De school om de hoek leeft trouwens nog. Ouders zijn in het geweer gekomen en hebben hun gemeenteraadsleden aangesproken. Die geven de school respijt. Nog wel.